Skip to content

Is de filosofie al hersendood?


Vele wetenschappers, vooral natuurwetenschappers, vinden de filosofen totale lunatici en ze hebben gelijk. Toch wil ik hieronder de filosoof een bepaalde rol toekenen om de filosofie van de dood te redden.


Aristoteles, wetenschapper en filosoof, rangschikte alles en kende alles ook verschillende waarden toe. In zijn hiërarchie kwam filosofie, of kennis die niet een directe praktische nut had, boven alle andere intellectuele activiteiten. Alle andere activiteiten waren slechts een middel om iets anders te bereiken. Filosofie had slechts filosofie als doel. Aristoteles, zoals meestal, vergiste zich. Als we de wereld zoals Aristoteles zouden bekijken, van dingen met een doel, zou zelfs filosofie een middel zijn tot een doel, een middel tot overleving.

In de loop der tijd hebben steeds meer onderwerpen zicht van de filosofie afgescheiden om onafhankelijke wetenschappen te worden. Als je in Aristotele’s tijden tegelijkertijd filosoof en wetenschapper kon zijn, misschien zonder het verschil te merken, komt dat vandaag zeldzaam voor. Is er dan iets voor de filosoof over gebleven?

Sommige filosofen storten zich op taalfilosofie en proberen zich van de kritiek af te schermen. Zij menen dat de rol van de filosofie het verduidelijken van de betekenis van woorden was. Als wij wisten wat we bedoelden, op het moment dat we een zin uit gingen spreken, dan kwam alles OK. Maar is dat inderdaad OK? Want soms heeft deze taalfilosofie een bizarre (misschien onuitgesproken) pretentie. Stiekem beweert ze dat de waarheid in onze woorden verborgen ligt. Of nog erger, dat de waarheid in de mens zich schuilt. Door het duidelijk te maken wat we bedoelen, als we iets zeggen, of wat de woorden en zinnen betekenen, zou deze waarheid boven water komen. Geen wonder dat de taalfilosofie zoveel ratelende bulshit opleverde.

Tegenwoordig is de filosofie van de geest heel in de mode en dit is een plek waar filosofie iets te vertellen zou kunnen hebben. De filosofie van de geest houdt zich bezig met de mens, zoals de mens is wanneer we denken dat de mens zich van andere beesten onderscheidt. Hier zie ik twee stromingen filosofen, één die helemaal fout gaat en een andere die de filosofie zou kunnen redden.

De eerste stroming denkt dat filosofie zich van de buitenwereld kan afsluiten, dus vooral van de wetenschappelijke kennis, en iets op eigen krachten vertellen, ontdekken of te komen weten. Ik vermoed dat dit soort filosofen misdadigers zijn. Het gaat vooral om filosofen die de mens een aparte status in het helaal willen toekenen. “Het zou zo erg zijn om slechts een hoop afvurende neuronen te zijn” – hoorde ik een paar dagen geleden een filosofiestudente zeggen. Zelfs is dat een drogreden, want als iets erg is, is dat geen reden om het te ontkennen, vatte ze het samen wat ik bedoel met deze soort filosofen. Zij willen de mens als iets speciaals zien, superieur aan de dieren. En wat er nog erger is: ze willen vooral sommige mensen superieur aan andere mensen zien.

Maar waarom denk ik dat deze soort filosofen misdadig zijn? Welnu, ik denk dat ze bewust of onbewust de menselijke misdaden tegen de andere dieren of andere mensen willen rechtvaardigen. Als de mens het hoogtepunt van de levende natuur is, dan heeft de mens meer rechten dan minder ontwikkelde wezens. Zoals Aristoteles, rangschikken deze filosofen de levende natuur en ze zetten iets als belangrijkste bovenop. We zien dat in de religie, maar we zien dat ook in de evolutietheorie, waar sommigen de mens als het meest geëvolueerde wezen beschouwen. (zij vergeten dat de bacteriën een vele grotere kans heeft om de mens te overleven, en dus volgens deze theorie, de bacteriën als de “fittest” zouden moeten beschouwen). Als in de natuur het ene dier overleeft, dan is dit dier superieur aan de rest van de dieren. De zwakken, zieken en inferieuren verdwijnen met de tijd. Concurrentie is dus goed. Dit is de redenering, vermoed ik, van deze filosofen.

Ze gaan daarna nog een stap verder. Als het tussen de dieren de meest superieure overleeft, dan is het tussen de mensen en landen hetzelfde. Het feit dat het Westen nu ontwikkelder is dan de rest is een teken dat het Westen superieur is en dat verleent het Westen ook speciale rechten. Men is daardoor gerechtvaardigd om de olie van anderen, “die zonder olie als bedoeïenen in tenten zouden leven en kamelen neuken”, te roven. Men is gerechtvaardigd om ze te chanteren, te vermoorden, te beroven etc. Het is hun eigen schuld dat ze de Westerse superioriteit niet inzien en de olie niet vrijwillig bij onze dienstingang afleveren. Zo gaat hun redenering denk ik, soms uitgesproken, soms onbewust en andere keren bewust, maar verborgen, omdat het niet politiek correct zou zijn en omdat, door dit soort ideeën te verkondigen een opstand van de onderdrukten zou kunnen veroorzaken. Sowieso, zelfs zou er geen misdaad zich achter deze gedachtegang schuilen, is het een foute gedachtegang. Voor het geval dat men vergeten is, was ik nog bezig met de filosofen die denken dat men, zonder kennis van de wetenschap iets zinnigs over “de mens” kan vertellen.

De tweede soort filosofen denken dat de filosoof de wetenschappelijke ontwikkelingen nauw in de gaten moet houden. Een voorbeeld daarvan zijn Patricia en Paul Churchland en hun manier van werk kan de filosofie redden. Waarom dan? Na de afscheiding van de filosofie gingen de wetenschappen zich ook in steeds kleinere richtingen afsplitsen. Ook de wetenschappers gingen zich tot een steeds kleiner onderwerp wijden. Neem de specialisatie van de doctors als voorbeeld. Dat heeft waarschijnlijk met de grote kennisverzameling waar we over beschikken. Het is voor een mens daardoor moeilijk om alles van zijn wetenschapstaak te weten en tegelijkertijd over een andere taak ook de kennis bij te houden. De wetenschappers ontwikkelen hun kennis vertikaal. Er zijn tegenwoordig steeds minder da Vinci’s daardoor. Hier kan de filosoof een gatje in de markt vinden. Een filosoof is minder verplicht om zich tot een onderwerp te beperken. Hij (ja, ja, ja ook zij) kan zijn kennis horizontaal verspreiden. Hij is weliswaar oppervlakkiger op elk punt, maar zijn vogelblik kan hem helpen om dingen, die ver van elkaar liggen, met elkaar in verband te brengen. En de mens heeft ook behoefte aan verhalen die alles met elkaar verbinden. Wetenschap heeft behoefte aan brede verbanden.

De filosoof kan zich ook op een andere manier nuttig maken. In tegenstelling met de wetenschapper heeft hij meer ruimte om te fantaseren. We hebben gezien dat deze fantaseren een negatieve kant heeft, wanneer de filosoof denkt dat hij slechts door het denken de waarheid kan ontdekken. Daarentegen, als de filosoof vanuit de wetenschappelijke kennis start, en daaruit boudere hypothesen dan de wetenschappers formuleert, bewijst hij de wetenschap een dienst. De wetenschappers kunnen een dergelijke hypothese overnemen en in de praktijk testen.

Laat ik wat voorbeelden noemen. Immanuel Kant had een dergelijke boude hypothese. Hij dacht dat de menselijke geest, door zijn manier van functionering, de wereld door een aantal filters waarneemt. Bijvoorbeeld causaliteit, tijd, ruimte etc. zijn een soort filters, die door de mens zelf in de natuur geprojecteerd worden. M.a.v. het menselijke denken werkt zodanig dat we causale verbanden zien of dat we tijd of ruimte waarnemen. Welnu, een aantal wetenschappers verrichten tegenwoordig experimenten, die Kant’s gedachten min of meer bevestigen. Volgens hen, tonen hun onderzoeken aan dat begrippen zoals causaliteit, tijd en ruimte aangeboren zijn. Baby’s van een paar maanden oud kijken bijvoorbeeld raar als iets in strijd zou zijn met de natuurwetten. (Zie een beschrijving van deze experimenten in mijn log “Causaliteit, geloof en vrije wil” en zoek naar Premack en Newberg) Andere onderzoeken suggereren dat geometrie in de hersenen biologisch ingebakken is. Dus Kant’s hypothese is een goede hypothese omdat het door wetenschap bevestigd of ontkent kan worden.

Nou wilde Kant juist heel veel bereiken door slechts zijn denkvermogen te gebruiken. En dit is wat ik juist hierboven heb bekritiseerd bij de filosofen. Toch stelde Kant een grens. Over metafysische vragen of over het bestaan van God stelde hij het heel duidelijk dat het dom was van de filosofen om daarover uitspraken te doen. Dat was namelijk iets dat men niet slechts met zijn denkvermogen kon oplossen.

Nou weten we niet hoe de deze wetenschappers, die het Kantiaanse denken bevestigen, in hun werk geïnspireerd zijn. Misschien hebben ze gewoon observaties gedaan en tot die conclusies gekomen. Maar ze kunnen ook bewust of onbewust door Kant beïnvloed zijn geweest. Veel wetenschappers lezen ook filosofie. Kijk bijvoorbeeld naar het onderzoek van Dijksterhuis. Hij citeert het liefst drie filosofen: Descartes, Locke en Schopenhauer. Of kijk naar een vooraanstaand werk over cognitieve neurowetenschappen, onder begeleiding van Michel Gazzaniga. Daar mogen de Churchlands een hele stuk publiceren. Gazzaniga zelf interviewt Danel C. Dennett, een andere filosoof. Dit maakt me trots op de filosofen (zelfs is trotsheid dom).

Het moraal van hier bovenste stuk is dat de filosofen zo dicht mogelijk bij wetenschap moeten blijven. Hun hypothesen moeten de grenzen van wat door wetenschap bewijsbaar is niet te veel overschrijven. Het is inderdaad waar dat we niet van tevoren weten hoe ver de wetenschap in de toekomst zal reiken, en daardoor boude uitspraken van vandaag, morgen als een fluitje van een cent zouden kunnen bevestigen of ontkrachten. Maar toch.

De derde rol van de filosoof is gerelateerd aan zijn tweede. De filosofen hebben namelijk een rijke fantasie met een sterke redeneervermogen. De wetenschappers laten hun fantasie in het algemeen niet zo makkelijk rondzwerven, en dat is begrijpbaar, om geen fouten te doen. Veel wetenschappers hebben ook niet zo’n gedisciplineerde denkvermogen als de filosofen en ze zijn ook niet goed in argumentatie. Ik lees wel eens stukken van goede wetenschappers die, waarschijnlijk door onwetendheid op gebied van argumentatie, drogredenen gebruiken. Hier kunnen de wetenschappers van de filosofen leren of ze kunnen hun werk door filosofen laten beoordelen. Nou is de filosofie ook vol drogredenen, maar ook vol van mensen die goed kunnen argumenteren, beter dan de wetenschappers. Argumentatietheorie is op zich een wetenschap en tegelijkertijd en onderdeel van de filosofie. De filosofische denkvermogen kan de wetenschap verrijken.

Dus:

De filosofen moeten hun arrogante houding loslaten, vooral als deze bedoeld zijn om misdaden te rechtvaardigen. Filosofen mogen dan met de wetenschappers meespelen, mits ze zich gedragen. Nog even geen euthanasie voor de filosofie.


Geredigeerd door Pascale Esveld
Published inUncategorized

One Comment

  1. herauthon herauthon

    Avatar van herauthon
    Veel van wat je zegt is inderdaad waar maar wel erg vereenvoudigd – het is niet zo dat elke filosoof een soort realiteits-ontkenner is – of de mens verheft boven alle dingen – wat jij zegt is ook filosofisch en zou dus je stelling ondermijnen.
    Moraal is ook te befilosoferen zoals je dat net deed – het hedendaags gedrag van resource-plunder die grotendeels als normaal of noodzakelijk wordt geacht. Maar nu de oliebronnen schaarste beginnen te vertonen willen we wel afstand doen van deze onzekere motor achter onze beschaving – laten we deze onzekerheid over aan de waarlijke eigenaars?

    En kunnen we nu deze stelling innemen omdat juist het zoeken naar alternatieven zo immanent is geworden – ook dat is vals – We groeien en groeiden door te stelen – dat is toch een feit – om met een overwicht aan middelen het te halen en elke twijfel van de houders te onderdrukken, aftekopen of met geweld te veranderen. Dat toond de geschiedenis van elk ontwikkeld land.

    Wat heeft deze ideologie in stand gehouden – praktische noodzaak en een gemis aan alternatief – De plaatsing van de macht bij die mensen die aan ontginning deden, verdeling en logistiek bedreven. Dat is toch gewoon een praktisch, realistische conditie – waar is dan de verwondering, ontzetting, schrikbarende bewustwording ontstaan : na 9/11 pas?

Leave a Reply