Skip to content

Ik, de idealist


Sommige mensen zeggen dat ik een idealist ben. Hoe durven ze dat? Wat geeft ze het recht om mij een idealist te noemen? Want zodra je iemand een idealist noemt, vel je al een oordeel over de persoon en zijn streven. Je plaatst hem meteen in een hok. Hij is onrealistisch. Daarmee verklein je hem bewust om zijn argument te ontkrachten.

Etiketten plakken is echter niet de manier om te argumenteren. Sterker nog, door mij idealist te nomen, schendt een andere meteen mijn recht op vrijheid. Want ik ben vrij om alles te willen, om de wereld naar mijn eigen inzicht in te willen richten, zoals ik dat denk dat het beter is voor mijzelf en misschien ook voor anderen. Als ik zou willen om de wereld in het roze te schilderen, van gras tot koeien, ben ik volstrekt vrij om het te willen en om de stappen te ondernemen om het te bereiken. Mijn wil regeert.


Ja, ik leef met andere wezens in dezelfde wereld. Dat betekent dat mijn wil in bepaalde gevallen in strijd zal zijn met wat anderen willen. In zulke gevallen ga ik met de andere mensen onderhandelen om mijn zin te krijgen. Een andere is volstrekt vrij om het met mij eens te zijn of mijn wil af te wijzen. Maar hij is niet gerechtvaardigd om mij te verkleinen door mij een idealist te noemen. Hij is niet vrij om anderen, die misschien dom zijn, te manipuleren met ongeoorloofde argumentatietechnieken, zodat zij, door hun vooroordelen, mijn voorstel bij voorbaat afwijzen.

Diegene die een andere een idealist noemt, beschouwt zichzelf als een realist. Maar, zullen we het zien, er zijn twee soorten realisten en slechts de laatste is een goede. De eerste soort is niets anders dan een conservatief die gebruikt maakt van de naturalistische drogreden. Hij zegt niets anders dan: de wereld is altijd zo geweest en het zal altijd zo (moeten) blijven. Deze soort realisten is in tweeën te verdelen: de domme en de misdadige. De misdadige is al aan de macht of weet dat de toestand in de wereld in zijn voordeel werkt. Door de naturalistische drogreden te gebruiken, probeert hij je dom te houden, zodat je de situatie accepteert. De domme is diegene die de misdadige zomaar gelooft.

De tweede soort realist is niets anders dan een idealist, die zijn zin heeft gekregen. Want als ik bijvoorbeeld op een snelweg rij, denk ik dat deze snelweg niet zou bestaan als iemand zich niet het voornemen had genomen om het te realiseren. Je weet echter niet van tevoren of iets zal lukken. Je moet er gewoon in geloven. De realisten van twee eeuwen geleden geloofden dat geen ding, dat zwaarder dan de lucht is, ooit zal vliegen. De idealisten hebben echter de vliegtuigen en rakketen gemaakt. De eerste die uit een boom is geklommen en op twee benen ging staan was een idealist. Voor de realist zat de wereld eeuwig vast. De realisten van toen hangen nog steeds in de bomen en we lachen ze in dierentuinen uit. De idealisten van nu vechten juist voor hun rechten.

Wat is de waarde van je geloof? Heel groot. Op een dag ging ik uit en kwam de moeder van mijn beste vriend tegen. Ik was toen rond mijn achttiende en zij, vermoedend dat ik het al wist, vroeg heel paniekerig waar ik naartoe ging. Er was namelijk een demonstratie tegen de communistische dictatuur aan de gang, het tweede in mijn hele leven, en de buurvrouw waarschuwde mij om niet te gaan. Er was namelijk een grote kans dat er op de demonstratie geschoten zal worden, dat mensen gearresteerd zouden worden en voor altijd zouden verdwijnen. Zij heeft haar jongen ook verboden om mee te doen.

Op dat moment bleef ik een moment nadenken: het is nooit leuk om te sterven. Vooral dat de realisten van toen dachten dat het communisme nooit om zal vallen. Maar, dacht ik, als ik niet naar de demonstratie ging en de anderen precies zoals mij zouden denken, dan zou niemand naar de demonstratie gaan. De dictator zou ons dan tot in de eeuwigheid onderdrukken.

Het moraal van het verhaal is dat er niets gebeurt als je daarin niet eerst gelooft. Hoeveel Olympische kampioenen heb je zien zeggen dat ze dachten dat ze als laatste over de streep zouden komen? Hoeveel mensen die over zichzelf denken dat ze niks kunnen, worden aangenomen bij een sollicitatiegesprek? Eerst moet je er in iets geloven. Pas achteraf kan je het zeggen of het realistisch is geweest, en slechts als het je lukt. Als het niet lukt is het enige wat je met zekerheid weet dat de gekozen methode niet heeft gewerkt. Geloof is dus essentieel om iets te bereiken. Geloof garandeert je niet dat je bergen kan verplaatsten, maar je eigen geloof kan je tegenhouden bij het verplaatsen van een zandkorreltje.

Denk heel even na. In wiens voordeel is het als je gelooft dat je de wereld niet te veranderen is? In jouw voordeel of in het voordeel van diegene die jouw onderdrukt? Want als alle onderdrukten denken dat de wereld onveranderbaar is, dan zal hun hersenen in een slaaptoestand zijn en niemand zal op een oplossing van het probleem komen. Want oplossingen op problemen ontstaan plotseling in de hoofden van mensen die zich met een probleem bezighouden, die geloven dat het probleem oplosbaar is. Dus hoe meer mensen geloven, hoe meer hersenen op zoek naar een oplossing zijn. Sterker nog, door hun geloof, zal hun gedrag ook veranderen en daarmee de oplossing dichterbij brengen.

Als het aan de realisten lag, dan zouden we nu nog in slavernij leven. Het zijn de idealisten die voor stemrecht hebben gevochten, voor mensenrechten, dan voor vrouwenstemrecht, en ook voor de rechten die in de grondwet staan. Het zijn niet de realisten die deze rechten bedacht en bewerkstelligd hebben, vooral omdat hij bepaalde voordelen gingen verliezen. De eerste stap in je verzet is dus onrealistisch te worden.

Het enige verschil tussen machtigen en machtelozen is dat de machtelozen geloven dat ze de wereld niet kunnen veranderen. Ironisch genoeg zijn ze in meerderheid. Ik zie het even anders: ik heb het recht en ben dus vrij om alles in de wereld te willen bewerkstelligen. Voor mij is er geen andere keuze.


Geredigeerd door Pascale Esveld

Be First to Comment

    Leave a Reply