Twee strijdende demonen teisteren de menselijke psyche: consumptiedrang en hebzucht.
Juist hun belofte van geluk door onsterflijkheid verklaart waarom we, ondanks onze ongebreidelde rijkdom, nog steeds ongelukkig zijn.
Uiteindelijk zijn we ongelukkig om te overleven.
We zijn het resultaat van een eeuwenlang durend natuurlijk genetisch roulettespel en ons gedrag is daardoor gericht op overleving. Consumptie- en accumulatiedrang, gezien als twee psychische krachten, drijven onze ambities en beloven ons onsterflijkheid in onze huidige fysieke vorm, want dat is wat de ultieme vorm van overleven betekent.
De mens verzamelt rijkdom uit angst voor barre tijden. We weten niet wanneer en voor hoe lang we gebruik moeten maken van onze reserves. Hebzucht kent daardoor geen grenzen. Het verzamelen zelf en het ons bewust zijn van onze reeds vergaarde eigendom verschaffen hopelijk een gevoel van zekerheid, een nagestreefd verzamelgeluk. Tenminste dat is wat we denken als we dromen de winnaars van de loterij te worden.
Bezit is ook een voorwaarde voor een hedonistisch consumptiegeluk.
Puur verzamelen, zonder consumptie, veroorzaakt echter een gevoel van tekort, van ontbrekend plezier, en daarmee wordt het verzamelgeluk bedorven.
De gedachte dat je ooit zult sterven, zonder maximaal van je bezittingen te genieten, geeft ook een onvolmaakt gevoel, tenminste als je meer hebt dan je kunt consumeren. (Op zich is ook deze ambitie naar volmaaktheid – Pepsi-Cola’s live your life to the max of het Griekse idee van een volmaakt leven – niets anders dan het streven naar onsterflijkheid, want het volmaakte leven is slechts datgene wat we als concessie accepteren op de onmogelijkheid van een oneindig leven).
Hebzucht staat dus ook in dienst van consumptie.
Consumptie, als dienaar van het consumptiegeluk, is tegelijkertijd (1) in strijd met de hebzucht, maar ook (2) een vorm daarvan.
(1) Consumptie levert een onmiddellijke Pavloviaanse beloning op door ons hedonistisch te prikkelen. Moeder natuur dwingt ons via plezier om overlevingsbevorderend te handelen, persoonlijke of soortelijke overleving, bijvoorbeeld door te eten en liefde te bedrijven. De sterkte van deze dwang zien we in wetenschappelijke experimenten: mensen die door het drukken op een knop genot kunnen bereiken, via directe elektrische stimulatie van hun brein, kunnen het drukken op de knop niet meer stoppen. In vrijheid gelaten experimentratten sterven van honger terwijl ze bezig zijn om hun hersenen van genot te voorzien.
(2) Consumptie stelt ons gerust dat we niets missen, want zolang we kunnen vreten, ontbreekt het voedsel niet. En zolang we levensbronnen bezitten, blijven we in leven. We vreten dus we bestaan. Consumptie is dus ook een verkapt bezitsgevoel, zekerheid en daardoor een geruststelling voor onze hebzucht.
Consumptie betekent ook een lichamelijke accumulatiedrang, bijvoorbeeld van energierijk vet, of voedzame stoffen voor barre tijden. Vreetzucht is hebzucht voor vetzucht. Hoe groter we zijn hoe beter we kunnen overleven, immers grote dingen kunnen meer verduren dan kleinere en grote dieren overwinnen de kleinere. Grotere mensen stoelen op grotere stoelen, bewijst onderzoek. Onderzoek toonde een verband tussen de grootte en de functie/rang in het Amerikaanse leger. Hoe groter iemand is, hoe groter zijn functie. En controle over omgeving en over mensen is weer levensverlengend.
De keerzijde van consumptie is het verminderen van bezit. Wat je nu vreet heb je niet meer en je zou het later nodig kunnen hebben. Consumeren wordt daardoor ervaren als strijdig met hebzucht en brengt dus een existentiële angst met zich mee, een angst dat het consumptiegeluk bederft.
Daarnaast bewijst de sociale psychologie dat geluk veel korter duurt dan in onze dromen. Dat is verklaarbaar want als we voortdurend tevreden zouden zijn, zouden we de dingen niet meer zoeken die ons leven verlengen. Gelukkige mensen zijn als soort allang kinderloos uitgestorven.
We zoeken ons geluk in rijkdom en consumptie, twee overlevingsgerichte en strijdige krachten die elkaars beoogd geluk tegenwerken. Geluk is dus de slaaf van overleving, maar slechts als eeuwige gelukzoekers kunnen we overleven. Voortdurend geluk zou het uitsterven van de mens betekenen en daarmee zouden we weer doodongelukkig zijn. Bestaan is een onverdiende straf.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Be First to Comment