Ik wil vandaag over een interessant onderzoek van Deborah Small en George Loewenstein [Small and Loewenstein, 2005] spreken en een paar zinnen vertellen welke gevolgen dit onderzoek voor de vrije wil fanaten heeft, hoe deze kennis gebruikt kan worden in de argumentatie, zoals politieke speeches, inzameling voor goede doelen etc. En wat zijn de gevolgen voor de moraal?
Small en Loewenstein onderzoeken het verschil in onze manier van denken en handelen in twee situaties: bekende of onbekende dader. Zij onderzoeken het verschil tussen onze theorie over morele handelingen en onze handelingen in de praktijk. Stel je bijvoorbeeld voor dat jij theoretisch denkt: “iemand die een portemonnee steelt moet één maand de gevangenis in” Daarna zie je iemand daadwerkelijk een portemonnee stelen. Blijf je dan aan je theorie trouw of ga je op dat moment anders denken?
In een van de experimenten hebben Small en Loewenstein de volgende situatie in het laboratorium gecreëerd:
Zij hebben groepen van tien mensen bij elkaar gezet. Aan de hand van hun handelingen zouden ze minder of meer geld aan het einde van het experiment kunnen verdienen. Dus een soort spelletje.
Ronde 1
In de eerste ronde kreeg iedereen 5 dollar. Iedereen deelnemer moest daarna beslissen of men de 5 dollar in een gezamenlijke pot zou doen, of voor zichzelf houden. Niemand zou echter weten wat je gedaan hebt, of je het geld voor de groep hebt gegeven of voor jezelf gehouden.
Als je je geld in de pot gooit, krijgt iedereen in de groep $1,25 van de experimentator. Als je geen geld in de pot gooit krijgt niemand extra geld door jouw handeling. Dus de situatie klinkt als volgt:
– Als iedereen zijn geld in het pot doet, dus jij ook, dan heeft iedereen aan het einde van het spelletje $11,25.
– Als niemand het geld in de pot gooit dan heeft iedereen aan het einde $5,00
– Het meeste geld kan je verdienen als je geen geld in de pot gooit en de rest dat wel doet. In dat geval verdien je $16,25.
– Het minst dat je kunt verdienen is $0,00 als je zelf je eigen $5,00 in de pot gooit en niemand anders dat doet.
Dus aan de hand van het aantal mensen dat samenwerkt, kan je minder of meer verdienen. Het meest kan je verdienen als je vals speelt terwijl de anderen samenwerken. Het minst als jij samenwerkt en de rest allemaal vals spelen.
Elke deelnemer kreeg een nummer, maar niemand wist welk nummer bij welk deelnemer hoorde.
Ronde 2
In de tweede ronde krijgen de deelnemers de kans om de valsspelers te bestraffen. Daarbij worden de nummers van de valsspelers in een doos verzameld. Elke samenwerkende deelnemer trekt deze doos één van de valspelersnummers uit. Men zal slechts het nummer kennen, maar niet weten welke medespeler dat nummer heeft. Dus de samenwerkers en de valsspelers blijven altijd anoniem.
Je moet echter betalen om te kunnen bestraffen. Voor elke 20 cent dat je betaalt, zal de valsspeler $1 bestraft worden, tot een maximum van $5 (dus voor jou $1 betaling). De deelnemers moeten op het volgende formulier slechts een kruisje invullen:
____don’t penalize
____penalize by $1,00 (cost to you of $,20)
____penalize by $2,00 (cost to you of $,40)
____penalize by $3,00 (cost to you of $,60)
____penalize by $4,00 (cost to you of $,80)
____penalize by $5,00 (cost to you of $1,00)
Hier komt het meest interessante van het experiment. Een deel van de deelnemers dat moest bestraffen, moest zijn strafmaat van tevoren bepalen. Dus men weet niet welk nummer vals had gespeeld. Een ander deel van de deelnemers, moest eerst een nummer van een valsspeler uit de doos trekken en pas daarna mag men de strafmaat beslissen.
Op het eerste gezicht zou je niet denken dat men in de twee verschillende situaties twee verschillende straffen zou uitdelen. In de eerste situatie bedenk je puur theoretisch welke straf iemand voor zijn daad zou verdienen, dus zonder te weten welk nummer vals heeft gespeeld. In de tweede situatie weet je eerst een nummer van een valsspeler en pas daarna ga je beslissen welke straf je gaat uitdelen. Dus deze is een concrete situatie.
Uit het onderzoek blijkt dat er dergelijk een verschil is in het bestraffen. Als men het nummer van de valsspeler al kent, geeft men hogere straffen. Als de valsspeler onbekend was gaf slechts 15,8% de maximumstraf. Bij een bekende (geïdentificeerde) valsspeler gaf 33,3% de maximumstraf.
60,5% deelde de minimumstraf voor een ombekende en slechts 35,9% deelde de minimumstraf voor een bekende.
Dus als de valsspeler bekend is, geeft men hogere straffen dan in het geval van een onbekende valsspeler.
De straffende deelnemers moesten ook formulieren over hun gevoelens voor de valsspelers invullen. Zij moesten op een schaal van 1 tot 5 het aangeven wat ze voor de dader voelden: boosheid, verwijt of sympathie. De bestraffers hadden veel negatievere gevoelens voor een bekende dader dan voor een onbekende. Small en Loewenstein concluderen dat identificeerbaarheid (dus het weten van wie de dader is) tot veel sterkere negatieve gevoelens leidt, met als gevolg grotere straffen, dus een ander gedrag.
Vrije wil
Dit onderzoek toont aan dat de manier waarop we met een situatie geconfronteerd worden, tot een ander gedrag kan leiden. Als we met een abstracte beschrijving van een situatie te maken hebben, gedragen we ons op één bepaalde manier. Als we geconfronteerd worden met een praktisch geval, spelen de emoties een veel grotere rol in een beslissing. Mijn stelling is dat, als we een vrije wil zouden hebben, zouden we in beide gevallen dezelfde straf uit moeten delen. Want de daad is in beide gevallen dezelfde daad, ongeacht of wij weten wie de daad heeft gepleegd of niet. Dus deze experimenten maken het bestaan van een vrije wil minder waarschijnlijk.
Argumentatie
Deze experimenten hebben gevolgen voor argumentatietechnieken, voor (politieke) speeches, voor reclamecampagnes voor het verzamelen van geld voor goede doelen. Tenminste sinds Aristoteles weet men dat vreugde, verdriet, liefde of haat het oordelen vermogen kunnen aantasten en gebruik kunnen worden voor retorische doeleinden. Aristoteles noemde emoties “those things that cause people to change their minds in respect of their judgments and are accompanied by pleasure and pain.” Ik heb allang gepleit voor een uitbanning van de emoties als overtuigingsmiddel in de argumentatie.
Small en Loewenstein zien zelf consequenties voor de politieke speeches: “Identifiability could also explain an effective strategy of politicians—drawing public attention toward a particular malevolent individual in order to garner support and mobilize aggressive actions against foreign regimes. …[T]e emphasis on Saddam Hussein in political speeches and media coverage could serve as a lightening rod—successfully stirring up anger, thereby motivating a desire to right a wrong.”
Dus een argumentatief stuk zal een ander effect op het publiek hebben als men daadwerkelijke voorbeelden van gebeurtenissen, die emoties oproepen, geeft. Als het argumentatieve stuk zich puur op rationele argumenten beroept, zal het voor het publiek minder overtuigend zijn.
Het experiment toont het ook aan dat rechtspraak met een jury tot andere straffen zal leiden, want een jury zal meer op emoties reageren, dan getrainde rechters.
Moraal
Deze experimenten suggereren een sterke emotionele component van de moraal. Dat betekent dat emoties ons moreel oordelen op twee manieren kunnen bepalen:
Ten eerste zouden deze emoties het gevolg van een opvoeding kunnen zijn: je leert als kind, misschien ook via straf en beloning, om op bepaalde dingen met positieve of negatieve emoties te reageren.
Ten tweede we kunnen een boude hypothese lanceren en zeggen dat moraal een biologische basis zou kunnen hebben. Moreel gedrag en de emoties die er daarbij ontstaan, zouden genetisch bepaald kunnen zijn.
Noot:
Small, D., and Loewenstein, G. 2005. “The Devil You Know: The Effects of Identifiability on Punitiveness”, Journal of Behavioral Decision Making, 18, 311–318 (2005)
Geredigeerd door Pascale Esveld
Dit is eigenlijk ook met voldoende gezond verstand te bedenken, maar het is goed dat het eens onderzoekmatig is vastgelegd.
Ook bekend is dat als men precies dezelfde overtreding laat bestraffen door een jury, de persoon met een knapper uiterlijk minder straf krijgt. Bij professionele rechters is er ook wel een verschil, maar kleiner.
Ook onderzocht: het aantal zaken dat bij het Openbaar Ministerie geseponeerd wordt. Dat ligt voor mensen uit middden- en vooral hogere kringen veel hoger.
Er is dus niet alleen een suggestie van de invloed van emoties op moraal, dat verband is er keihard. Waat het om gaat is dat een aantal van die emotionele bindingen terecht zijn, maar een aantal beslist niet.
Ik weet niet of je dit met gezond verstand kon weten. Dit artikel had ik gelezen omdat ik bezig was met een ander filosofisch essay over wetenschappelijke onderzoeken naar morele intuïties.
Bijvoorbeeld een deel van de filosofen zegt dat onze intuïties compatibilistisch zijn en een deel van de filosofen zeggen dat ze incompatibilistisch zijn. Compatibilistisch heeft iets met determinisme te maken. Er zijn twee opvattingen: (1) de wereld is deterministisch en (2) de wereld is niet deterministisch. Deterministisch betekent dat als je de natuurwetten kent en je kan de wereld op een bepaald moment beschrijven, dan zal je alle toekomstige gebeurtenissen kunnen voorspellen. De toekomst ligt dus vast.
Welnu, als de wereld deterministisch is kunnen we nog spreken over morele verantwoordelijkheid? En wat zegt onze intuïtie daarover? Hoe zou het zitten met het gezonde verstand? Nou een deel van de filosofen zegt dat ons gezond verstand, dus de gemiddelde mens op straat, in determinisme gelooft. Een andere deel van de filosofen zegt dat het gezonde verstand niet in het determinisme gelooft. Een deel van de filosofen zegt dat ons gezond verstand zegt dat wij de mensen, ondanks het feit dat de wereld deterministisch is, nog steeds vrij zijn. Dus we zijn moreel verantwoordelijk, ondanks determinisme. Een ander deel van de filosofen beweert het tegendeel. Dus wat ons gezond verstand, of onze intuïties zeggen, verschilt nogal.
Het onderzoek dat ik nu heb gelezen, dus niet van deze log, gaat het echt aantonen dat onze intuïties, dus onze gezond verstand het met beide filosofische stromingen eens is. In bepaalde situatie beweren we dat determinisme waar is en dat er geen echte morele verantwoordelijkheid bestaat. In andere situaties beweren we dat we vrij zijn om onze handelingen te bepalen, ondanks determinisme. Het hangt dus ook van de situatie af wat onze gezond verstand vertelt.