Skip to content

David Hume en het creationisme


De argumenten voor creationisme zijn niet nieuw. In de zeventiende en achttiende eeuw steeg het geloof dat men via de natuur naar God kon kijken, dat de natuur zelf het bewijs van de schepping leverde. David Hume reageerde in zijn boek “Dialogues Concerning Natural Religion” vel tegen de argumenten dat het bestaan van God via de natuur bewezen kon worden.


De fundamentele premisse van de natuurlijke religie (n.r.) was dat de natuurlijke fenomenen ons dwingen om een oorzaak te veronderstellen. Deze oorzaak zou gelijksoortig zijn aan de menselijke geest (intelligentie). Als we naar de orde en welwillendheid van de natuur kijken, moeten we als logische conclusie trekken dat de oorzaak ervan God was. Intelligent, wijs, almachtig en goed. Als iemand een mechanische apparaat vindt, men moet concluderen een menselijke geest deze machine heeft ontworpen. Bij analogie moet men concluderen dat het heelal, die zo goed functioneert, harmonieus en ordelijk is, een intelligente oorzaak moet hebben, oneindig wijs, oneindig goed, oneindig liefdevol, oneindig machtig.

Hume’s boek is geschreven als een dialoog en diegene die Hume’s overtuiging weergeeft is Philo. Philo probeert eerst aan te tonen dat elke natuurlijke religie die op dit argument stoelt in grote problemen zit. Een dergelijk argument heeft namelijk vier fatale algemene fouten:

1. Het maakte de religie in het beste geval slechts mogelijk. Hoe sterk het argument men zou beschouwen zou betekenen dat religie slechts probabilistisch (toevallig) zou zijn. Kennis uit empirische ervaring is logisch noodzakelijk maar het is altijd open voor herziening. De empirische kennis wordt namelijk voortdurend herzien als gevolg van nieuwe observaties. Dit is voor de religie onacceptabel.
2. Het argument begint met een extreem zwakke analogie. De verschillen tussen het heelal en een menselijke machine zijn veel groter dan de overeenkomsten. Bijvoorbeeld als iemand ziet dat het sap van een boom op de dierlijke bloedcirculatie lijkt, men zou kunnen concluderen dat de boom een hart moet hebben. Maar er zijn veel meer verschillen tussen een dier en een boom dan overeenkomsten. Op dezelfde manier verschilt het heelal van alles wat de mens heeft gemaakt. Het zou daardoor dom zijn om de analogie van de n.r. als geldig te beschouwen.
3. Bovendien dit is het enige universum dat we kennen. We weten het verschil tussen een menselijk product en een natuurlijk product omdat we een groot aantal voorbeelden kennen van beiden. We zouden veel meer universums moeten kennen om iets over de oorzaak van één ervan te kunnen zeggen. En we kennen slechts een heel klein gedeelte van dit universum. We kunnen daardoor niet een conclusie van zijn oorzaak trekken.
4. In alle wetenschappelijke zoektochten tellen de ontkennende bewijzen veel meer dan de bevestigende. De aanhangers van de n.r. gaan slechts de bevestigende bewijzen aanhalen en negeren de tegenbewijzen. Er is bijvoorbeeld veel meer wanorde dan orde in het heelal. Als iemand ons een prachtige kamer in een huis zou laten zien en ons vertellend dat het ontworpen was door een magnifieke architect en als de rest van het huis in ruïne zou zijn, dan zouden we niet de conclusie kunnen trekken dat de architect goed was. Kijk naar het heelal: zonnen blussen uit, dingen gaan uitsterven, bederven, kinderen worden dood geboren. Kijk naar het geboortemirakel, zeggen de aanhangers van de n.r., en ze zien de tragedie van geboortesterfte over het hoofd. Ze vinden een regen gevolgd door gewassengroei prachtig, maar ze negeren de droogte en de overstromingen.

Maar ondanks de zwakheid van de analogie, laten we de analogie door redeneren. Laten we kijken wat we zouden moeten concluderen als we de analogie van de n.r. zouden accepteren. Laten we kijken welke conclusie we kunnen trekken als we zeggen dat gelijke oorzaken verondersteld moeten worden bij het aanschouwen van gelijke gevolgen. Als we deze analogie zouden accepteren, dan zouden de bewijzen in het heelal tot conclusies leiden, die alle essentiële veronderstelde eigenschappen van God zouden ontkennen. Bijvoorbeeld:

– Alle dingen het heelal zijn eindig. Als je een eindige gevolg ziet leid je een eindige oorzak af. Waarom zouden we dan een oneindige God afleiden?

– Waarom zouden we perfectie afleiden? Er zijn zoveel gebreken in de wereld. Bij analogie zou dit universum een afgekeurd werk kunnen zijn, van een onnozele kindsgod, wiens ouders zeiden: laten we hem dumpen, hij is een “loser”.

– We kunnen geen Goddelijke eenheid veronderstellen door de diversiteit van de dingen in het heelal. Als we naar een groot gebouw kijken, met veel onderdelen die veel vaardigheden vereisen, veronderstellen we dat er veel arbeiders daaraan hebben gewerkt. Dus uit de grootte van het heelal zouden we juist moten veronderstellen dat er meerdere goden zijn.

– In al onze ervaring hebben slechts dingen gezien die gemaakt zijn door auteurs met een lichaam en nooit iets gemaakt door een geest. Dus de oorzaal van het heelal moet ook een lichaam hebben als we de analogie willen gebruiken.

– De wereld is niet een machine die een intelligente designer vereist. De wereld is gevuld met groei en bederf. Dat lijkt eerder op een groente dan op een klok. Volgens het analogieprincipe zouden we moeten concluderen dat het heelal zijn oorzak in een groot zaad zou hebben.

– Het heelal lijkt ook meer op een wezen dan op een machine. Zouden we niet eerder een opperst ei moeten veronderstellen?

– De mensen verbeteren steeds de natuurlijke design, zoals in geneeskunde, het zorgen voor de kinderen, landbouw, in veel verbeteringen en heerrangschikking van de dingen in de natuur. Maar als wij de design kunnen verbeteren dan moeten we veronderstellen dat de oorzaak van het heelal niet oneindig wijsheid zou bezitten. De dingen in de natuur passen voor een tijd bij elkaar en daarna conflicteren ze met elkaar, dingen sterven uit en bederven. Is dat een machine gemaakt door een perfecte ontwerper?

– En dan is het probleem van het kwaad. Een goede, wijze ouder zou zijn kind van de pest, leed en dood beschermen als hij/zij dat zou kunnen, anders zouden we een dergelijke ouder noch goed nog wijs noemen.

– De aanhangers van n.r. zien de “survival of the fittest” als het grootste argument voor een goddelijk ontwerp, maar we weten niet of alle soorten overleven. Dus dit is slechts gedeeltelijke bewijs. Bovendien, hoe overleven de soorten eigenlijk? Ze overleven door een voortdurende oorlog, beestachtig met ontelbare sterfgevallen. Is dat wat we zouden verwachten of voorspellen bij een oneindig perfecte auteur? De wereld is niet wat men zou verwachten van een oneindig liefdevolle, perfecte wezen. Kijk naar de ziektekamer van een kind dan. Als ik gevraagd zou worden om het heelal beter te ontwerpen, zegt Philo, zou ik zeggen: eerst ga het leed uitbannen. Laat de goeden langer leven, en de slechteriken eerder sterven. Maak de mens wijzer, slimmer, laat ons beter zijn. Voorkom de overstromingen en de natuurlijke rampen.

Er zijn slechts vier logische mogelijkheden als we naar het bewijs kijken, zegt Philo. De wereld zou door een oneindig goede wezen zijn, maar ook een oneindig slechte, of een wezen die samengesteld is uit zowel het goede als het kwade of de oorzaak van het heelal zou neutraal kunnen zijn, noch goed, noch slecht. De eerste drie vormen zijn tegengesproken door de bewijzen. Dus de laatste is wat er over blijft. De oorzak van het heelal is onverschillig ten opzichte van het goede en het kwade.

Bij het horen van de argumenten van intelligent design, zou David Hume vandaag, als hij zou leven, in zijn graf gaan draaien.


Geredigeerd door Pascale Esveld

2 Comments

  1. alib alib

    Avatar van alib
    Mihai, ik beloof je: ik ga dit straks heel rustig lezen. En wellicht kom ik dan terug. Tis duidelijk geen satire!

Leave a Reply