Gastlogster Aude Pols
Op 28 mei worden er verkiezingen gehouden in Colombia. Dat de huidige president Alvaro Uribe opnieuw wordt gekozen, staat bijna vast. Dankzij een door hemzelf voorgestelde wetswijziging kan hij voor een tweede mandaat van vier jaar aan de macht blijven. Een van zijn potentiële rivalen/mogelijke opvolgers zal die dag schitteren door haar afwezigheid. Haar naam is Ingrid Betancourt.
In 1989 leidt zij nog een rustig leven als vrouw van een diplomaat en moeder van twee. Maar dan is haar moeder Yolanda Pulecio getuige van de moord op presidentskandidaat Luis Carlos Galán die hoop gaf op een radicale koersverandering door zijn steun aan het uitleveringsverdrag van drugshandelaren naar de V.S. Dochter Ingrid laat alles achter zich en besluit om actie te ondernemen.
‘Ik heet Ingrid Betancourt, ik ben kandidate voor het parlement en ik denk dat corruptie het politieke equivalent is van aids. Alstublieft. Ik bied u dit condoom aan zodat u aan me denkt op de dag van de verkiezingen’. Ingrid Betancourt begint haar politieke carrière met het uitdelen van condooms op het drukste kruispunt van Bogota, hoofdstad van Colombia.
Corruptie is de aids van Colombia
Haar vader, oud-diplomaat en oud-minister van onderwijs in Colombia, is ongewild degene die het balletje pas echt aan het rollen brengt in de media. Want de bijdetijdse campagne van zijn dochter choqueert hem en het grootste weekblad van Colombia, Semana, meldt dit al gauw in de meest gelezen rubriek ‘Vertrouwelijk’. Opeens loopt het storm. In dit katholieke land slaat het symbool van de condoom aan als een bom. Televisiestations en alle kranten doen verslag van haar campagne. Ze wordt al gauw overal herkend, weet alle lagen van de bevolking, met name de minder bedeelden, aan te spreken met klare taal. En ze wordt dan ook gekozen als afgevaardigde in 1994. Vier jaar later doet Betancourt een succesvolle greep naar het senaat. Op moment van haar ontvoering in 2002 voert zij, samen met Clara Rojas, campagne voor de groene partij die zij heeft opgericht: Oxigeno, het Spaanse woord voor zuurstof, ook weer een verwijzing naar de strijd tegen de verstikkende corruptie.
Binnen de kortste keren stelt Ingrid Betancourt samen met een handjevol dissidente collega-parlementariërs een concreet geval van corruptie aan de kaak: het Colombiaanse leger zou tweedehands Galil-wapens uit Israël willen kopen die niet geschikt zijn voor de tropen maar waarmee tussenpersonen wel miljoenen aan steekpenningen kunnen opstrijken. Onthutsend is het om in Betancourt’s autobiografie ‘Woede in het hart’ te lezen hoe de pers, eerst aan haar kant, zich keer op keer laat spannen voor de kar van corrupte machthebbers. Alles is dan geoorloofd. Al gauw beweren kranten dat haar verkiezingscampagne destijds gefinancierd is door wapenhandelaar Colt en dat zij hen nu een wederdienst bewijst door de Galil-affaire aan het licht te brengen omdat het wapenbedrijf zich gepasseerd voelt.
Laster en smaad
Dit is slechts het begin van een lastercampagne in de Colombiaanse media, die nog altijd desinformatie de wereld insturen , gevoed door regeringsgezinde ambtenaren. Maar keer op keer is Betancourt diezelfde media te slim af en slaagt zij erin de publieke opinie van haar onschuld te overtuigen.
In 1996 publiceert zij haar eerste boek, ‘Si Sabia’, waarin zij uit de doeken doet hoe de campagne van ex-president Ernesto Samper gefinancierd werd door het beruchte drugskartel van Kali. Samper wordt voor de rechter gedaagd. Als duidelijk wordt dat de waarheid wederom door corruptie in de doofpot verdwijnt, begint Betancourt een hongerstaking in de gangen van het Parlement. Zij raakt in coma maar herstelt om haar eigen groene partij Oxigeno op te richten. Tegen de beschuldigingen jegens zijn persoon in ‘Woede in het hart’ tekent Samper protest aan wegens smaad tot aan de Franse autoriteiten. In de autobiografie van Betancourt worden deze protesten vermeld in een noot van de rechtbank van Parijs.
Woede in het hart
Haar vader weigerde eind jaren zestig het presidentschap van Colombia. Dit tot grote teleurstelling van zijn vrouw, Yolanda Pulecio die zich onder meer als gemeenteraadslid inzette voor de jeugdhulpverlening in de hoofdstad Bogota. De drie woorden van de titel van haar autobiografie gebruikt Ingrid Betancourt in het boek om te beschrijven hoe haar moeder na haar echtscheiding, ‘achtervolgd door de pers, door het slijk gehaald door de hele bourgeoisie en uit de ouderlijke macht ontzet’, zich alsnog kandidaat stelt voor de gemeenteraadsverkiezingen. Die strijd voert ze, vertelt dochter Ingrid, ‘met woede in het hart’. In feite zet Ingrid de strijd van haar moeder voort. Ze lijkt de rol te willen vervullen waar haar vader ooit voor bedankte. De strijd tegen corruptie zit haar letterlijk in het bloed.
French connections
Ingrid Betancourt bracht een deel van haar jeugd door in Parijs en studeerde er politicologie (een van haar docenten was Dominique de Villepin). De band met Frankrijk wordt versterkt als zij tijdens haar studie haar eerste man ontmoet, de Franse diplomaat Fabrice Delloye met wie zij twee kinderen krijgt, Mélanie en Lorenzo. Betancourt heeft zowel de Franse als de Colombiaanse nationaliteit. Dat verklaart de aanhoudende aandacht van zowel de Franse opinie als politici in het land. Begin dit jaar, in het artikel ‘Ingridgate: la France perdue dans le labyrinthe colombien’ bekritiseerde de rechtse krant Le Figaro de manier waarop de zaak door de Franse overheid wordt behandeld, met name door de band van premier De Villepin met de familie Betancourt. Verder onthulde Le Figaro dat een sleutelfiguur in de onderhandelingen tussen de FARC, de Colombiaanse regering en Frankrijk niet meer mag deelnemen aan die onderhandelingen. Het gaat om Daniel Parfait, oud-ambassadeur v Frankrijk in Bogota, hoofdverantwoordelijke voor alle ambassadeurs in Noord- en Zuid-Amerika en levensgezel van Astrid Betancourt, de zus v Ingrid.
[In de zomer van 2003 mislukt de reddingsoperatie ‘14 juillet’, een fiasco voor de toenmalige minister van buitenlandse zaken Dominique de Villepin. Hij liet een Frans militair vliegtuig stationeren in Manaus, Noord-Brazilië. De Brazilianen ontdekken dat zich onder de elf passagiers, naast diplomaten die weigeren hun identiteit te onthullen, zich ook leden van de Franse geheime dienst bevinden. Op 13 juli zet het vliegtuig plotseling koers op Frans Guyana. In de Franse pers geeft de zus van Ingrid, Astrid Betancourt, toe dat een mogelijke bevrijding op handen was. Er wordt gespeculeerd dat de Hercules de operatie zou hebben doen mislukken. Volgens de hoofdredacteur van het Braziliaanse weekblad Carta Capital zouden de FARC wel eens afgeschrikt kunnen zijn door de aanwezigheid, langs de Braziliaanse grens, van politie die nieuwsgierig waren naar het Franse vliegtuig. De reddingsoperatie is ook aanleiding voor een politieke rel in Frankrijk want Nicolas Sarkozy, toen minister van binnenlandse zaken, is op 22 en 23 juli in Colombia. Hij blijkt niet op de hoogte van de affaire en stelt de Colombiaanse pers verkeerd gerust door te benadrukken dat Frankrijk zich niet bemoeid met interne aangelegenheden van het land. Thuis zou M. de Villepin van Sarkozy de wind van voren krijgen… ]
French passions
Maar liefst een week lang werd er dit jaar in Frankrijk stilgestaan bij het lot van Betancourt, haar campagneleidster Clara Rojas, en de meer dan 3000 gijzelaars in Colombia. De actieweek begon blijmoedig met de voorstelling ‘Rire contre les larmes’ (lachen tegen de tranen) van een aantal bekende Franse komieken en op 23 februari, precies 4 jaar sinds de gijzeling, daalden 5000 rozebladen neer op de parijze Pont des Arts. De populaire Franse zanger Renaud schreef voor haar het lied Dans la jungle waarvan de tekst inmiddels in zo’n 20 talen beschikbaar is. De Spaanse versie, door de Argentijnse zanger Melingo, is door Colombiaanse zenders gedraaid. De site betancourt.info meldt dat gegijzelden naar de radio kunnen luisteren dus is de kans groot dat het lied ook door hen gehoord is.
Sinds de vrijlating vlak voor Kerst 2004 van het Franse journalistenduo Chesnot en Malbrunot die in Irak gegijzeld werden, zijn stille posteracties een trend geworden in Frankrijk. Ook de foto’s van journaliste Florence Aubenas en haar tolk Hussein Hanoun al-Saadi hingen aan de gevel van het stadhuis – zij werden gegijzeld begin januari in Irak en vrijgelaten op 11 juni 2005. Dat gaf weer hoop voor Betancourt. Al ruim twee jaar hangt een grote foto van haar aan dezelfde gevel. Vooral in België en Frankrijk worden regelmatig ludieke acties georganiseerd en wereldwijd zorgen organisaties ervoor dat Betancourt, Rojas en duizenden Colombianen niet vergeten worden – zie www.betancourt.info voor meer informatie.
Humanitaire ruil
In een interview op 23 februari 2004 op de Franse zender France Inter zei de vader van de twee kinderen van Betancourt, Fabrice Delloye, dat de Colombianen moeten begrijpen dat hun president, Alvaro Uribe, heult met de drugsbaronnen van het land en er alles aan doet om de ‘humanitaire ruil’ van gijzelaars waaronder zijn ex-vrouw te dwarsbomen. Dat zij nu meer dan vier jaar geleden, op 23 februari 2002 gegijzeld werd, daags voor de presidentsverkiezingen waar zij zich kandidate voor stelde, is ook voor hem geen toeval.
Het Franse dagblad Le Monde meldt op 23 februari 2004 dat een mogelijke humanitaire ruil is mislukt door de arrestatie van Rodrigo Granda op bevel van President Alvaro Uribe. Granda, de zogenaamde ‘minister van buitenlandse zaken’ van de FARC zou hebben onderhandeld met Zwitserse gezanten voor vrijlating van gegijzelden in ruil voor 300 gevangen guerrillastrijders. Familieleden van de 1.600 gegijzelden zijn voorstanders van zo’n humanitaire ruil, maar President Uribe geeft er de voorkeur aan om de linkse FARC met ijzeren hand te bestrijden. Hierbij moet men niet vergeten dat Uribe’s vader eind jaren 80 het slachtoffer werd v de FARC.
Betancourt zelf sprak zich hierover uit in een videoregistratie uit 2003. Daarin stelt zij dat een humanitaire ruil moet plaatsvinden volgens het internationale verdrag van Genève. In de praktijk betekent dit dat soldaten of legerofficieren de plaats zouden innemen van gevangen FARC-strijders en dat burgers als zijzelf geen onderdeel kunnen zijn van zo’n ruil. Naar haar mening behoren illegaal ontvoerde burgers ‘spontaan’, zonder tegenprestatie bevrijd te worden.
In een persbericht op 19 november 2005, meldt de moeder van Betancourt, Yolanda Pulecio, dat President Uribe wederom opdracht zou hebben gegeven tot een militaire operatie teneinde de gijzelaars vd FARC te bevrijden. Aangezien de FARC op hun beurt opdracht hebben om gijzelaars te doden mocht zo’n militaire operatie plaatsvinden – en dat hebben zij in het verleden ook gedaan – stelt zij dit gelijk met een doodsvonnis. Nogmaals herhaalt zij haar pleidooi voor een alsmaar uitgestelde oplossing: een humanitaire ruil conform het Internationaal humanitaire recht.
Vier jaar lang wilde Uribe niets weten van een compromis, maar in december 2005 accepteert hij het voorstel van Frankrijk, Spanje en Zwitserland om een gedemilitariseerde zone onder international toezicht in te stellen in het zuiden van het land met het oog op een humanitaire ruil. De 60 politieke gijzelaars, waaronder Betancourt, zouden zo tegen 500 gevangen guerrillero’s ingeruild worden. De FARC rebellen zijn voorstander van een humanitaire ruil, zeggen ze, maar willen niet onderhandelen met de huidige Colombiaanse president (zie persbericht 21 feb op hun website). Die zij zien als een trouwe bondgenoot van Washington. Uribe weigert op zijn beurt te onderhandelen met “terroristen”. Volgens opiniepeilingen staat het bijna vast dat Uribe de Colombiaanse verkiezingen op 28 mei wederom zal winnen.
De vrijlating enkele dagen geleden van 2 politieagenten door de FARC lijkt een teken van goede wil. In het licht van de komende verkiezingen, is hier volgens velen echter eerder sprake van PR.
De familie van Ingrid blijft hopen. Op maandag 20 februari verklaarde de zus van Betancourt, Astrid, dat het antwoord vd FARC op het Frans-Spaans-Zwitsers voorstel niet negatief is en dat zij wachten op de uitslagen van de verkiezingen in mei om zich uit te spreken.
Nog een lichtpuntje : de Colombiaanse pers sprak begin dit jaar van een “Humanitaire verdrag voor nationale verzoening” na de uitlatingen v gevangen guerrillero’s. Zij zouden bereid zijn de wapens neer te leggen en hun strijd met politieke middelen voort te zetten als de regering beloofd hen niet te vermoorden. Hiermee wordt een van de eisen v Alvaro Uribe ingewilligd.
Volgens het laatste nieuws van begin april 2006 zou de campagneleidster van Betancourt, Clara Rojas, een zoon hebben gekregen wat in ieder geval een teken van leven is.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Uribe weigert op zijn beurt te onderhandelen met terroristen.
Maar dat zijn het toch? Waarom dan vermelden tussen haakjes?
Een erg indrukwekkend stuk. Mihai, een vaste gastschrijver gevonden hoop ik?!
@Peter V
De FARC zaait absoluut terreur in Colombia, mee eens. Maar de term ‘terrorist’ doet dat, bij wijze v spreken, ook, wordt dagelijks misbruikt door herhaling – waar we allemaal aan meedoen! – in de media. Vandaar de quotes. Eigenlijk had ik moeten schrijven: ‘Uribe weigert te onderhandelen met de FARC’, terwille van de objectiviteit, om geen spatje kleur te bekennen, maar dat klinkt wel een stuk saaier.
@Peter
Berichten uit verschillende bronnen, inclusief van Het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken, hebben een voortzetting van de samenwerking tussen de eenheden van het Colombiaanse leger en paramilitaire groeperingen gedocumenteerd. Deze samenwerking hield verscheiden gevallen van open samenwerking in. De paramilitairen, volgens deze berichten, zijn verantwoordelijk voor 75% tot 80% van de moorden, ontvoeringen, martelingen en massamoorden van niet vechtende burgers, terwijl de guerrillas en het leger de rest van de misdaden veroorzaken. Slechts een enkele van de betroken functionarissen en soldaten zijn onderzocht en bestraft, terwijl de samenwerking tussen de militaire strijdkrachten en de paramilitairen tot de dag van vandaag voortgaat. V.S. hebben een bijdragen aan de achteruitgang van deze verontrustend mensenrechten toestand door de voortzetting van militaire hulp, training en verkoop, ondanks deze goed gedocumenteerde berichten van samenwerking. In 1999 werd Colombia de grootste ontvanger van militaire hulp van Amerika.
Dus als we over terroristen praten, moeten we ook over de paramilitairen, die eigenlijk Amerikaanse protegees zijn. Maar wat moeten we zeggen over de terroristische trainingskampen in Amerika zelf? Bivoorbeeld over Luis Posada Carriles and Orlando Bosch, two of the most notorious terrorists in the Western Hemisphere. As Posada boasted in 1998 to New York Times reporters, "The CIA taught us everything–everything." "They taught us explosives, how to kill, bomb, trained us in acts of sabotage." http://www.zmag.org/sustainers/content/2005-04/30franklin_.cfm Deze zijn mensen die bijvoorbeeld in 1976 een passagiervliegtuig met 73 mensen aan bord hebben opgeblazen, mensen die hotels opblazen etc. Zij wonen, trainen en bereiden hun aanslagen in Amerika voor.
Of wat moeten we zeggen over de het Irakees Nationaal Akkoord, die gebruikt maakte van autobommen om te communiceren, een organisatie met miljoenen dollars vanuit Washington ondersteund. Tussen 1994 en ’96 kwamen rond de honderd mensen in Bagdad om als gevolg van deze vorm van communicatie.
Wat te denken over de contras, die ziekenhuizen, scholen en boerderijen in Nicaragua opbliezen, contras die in al deze acties door de VS waren getraind en gefinancierd, zelfs nadat het Internationale Gerechtshof in Den Haag Amerika heeft verboden om het te doen..
Wat over de autobom, die CIA in Beiroet heeft laten ontploffen in 1985, met tachtig doden en twee honderd gewonden als gevolg. The 1985 Beirut bombing was part of an operation, organized by CIA director William Casey and approved by President Ronald Reagan, to assassinate Ayatollah Mohammed Hussein Fadlallah, a prominent anti-American Lebanese cleric. More than 80 civilians were killed and over 200 wounded, though Ayatollah Fadlallah escaped serious injury. schrijft Stephen Zunes: http://www.commondreams.org/views03/0902-02.htm
Dus we moeten consistent zijn. Of alle terroristen terrorist noemen, ook diegenen die het Westen traint en financiert, of niemand terrorist noemen, wat een journalistiek stuk eigenlijk zou moeten doen. In ieder geval Uribe gebruikt de term heel selectief.