In een debat in de Tweede Kamer heeft Wilders het volgende gezegd:
“Wij hebben gezegd dat een moslim taqqiya kan plegen. Wij hebben daarbij gezegd dat het zeker niet zo is dat iedere moslim taqqiya pleegt. … Wij hebben gezegd: het kan. Zodra een moslim taqqiya pleegt — dat is inderdaad soms zelfs een gebod in de islam — betekent dit dat hij redenen kan hebben om niet de waarheid te vertellen. Een moslim die vindt dat homoseksualiteit niet deugt, zegt dat niet als hij daarnaar gevraagd wordt, omdat hij bang is dat hij vervolgd wordt of omdat het maatschappelijk onacceptabel is, terwijl hij dit misschien wel vindt. Het is gesimplificeerd, maar dit is taqqiya. Een moslim kan dit doen, maar dat wil niet zeggen dat een moslim dit ook doet.”[1]
Ik wil vandaag suggereren dat het gebruik van het woord ‘kunnen’ een ambiguïteitsdrogreden is, die Wilders een onverdiend voordeel verleent en zijn opponenten met een onterecht nadeel opzadelt.