Emile Schrijver schreef onlangs in het Parool dat hyperpolarisatie het publieke debat beheerst (31/05/2025). Hij stelt dat nuance en vrijheid van meningsuiting dreigen te verdwijnen. Schrijver pleit voor wederzijds respect en een herwaardering van het genuanceerde midden. Dit klinkt sympathiek maar bevat fundamentele denkfouten.
De eerste denkfout is het idee dat de waarheid altijd ergens in het midden ligt. Dit is een misvatting die filosoof Bruce Waller treffend beschrijft in zijn boek ‘Critical Thinking’ als de drogreden van het valse compromis (argumentum ad temperantiam). Een gematigde positie is niet per definitie juist. Integendeel vaak blijkt een extreme positie de correcte. Toen Copernicus stelde dat de aarde om de zon draait nam hij een extreme positie in. Tycho Brahe stelde een gematigd compromis voor: de zon draait om de aarde maar de planeten draaien rond de zon. Dit compromis was onjuist. Hetzelfde gold voor slavernij in Amerika: abolitionisten wilden volledige afschaffing, wat destijds extreem leek, terwijl gematigde stemmen slavernij wilden behouden in bestaande staten. Achteraf was duidelijk dat alleen het extreme standpunt juist was. (Ook Natascha van Weezel gebruikt deze drogreden vaak).
Schrijvers grootste pijnpunt ligt bij het debat over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Hij zou graag zien dat we de mensen die de Israëlische oorlogsmisdaden en schendingen van mensenrechten vergoelijken, dit slechts als een ‘afwijkende mening’ tolereren. Ook in dit conflict ligt de waarheid echter niet in het midden. Het Internationaal Gerechtshof heeft in 2004 en recentelijk in 2024 expliciet aangegeven dat de waarheid niet in het midden ligt. De Palestijnen hebben recht op een onafhankelijke staat binnen de grenzen van 1967. Israël moet nederzettingen ontmantelen en de bezetting beëindigen. Derde landen hebben de plicht om de Palestijnen te helpen een staat te stichten, de bezetting niet te ondersteunen en ervoor te zorgen dat Israël het humanitair recht respecteert (dus ook dat het de nederzettingen ontmantelt).
De tweede denkfout van Schrijver is dat hij tolerantie verkeerd begrijpt. Tolerantie volgt logisch uit de liberale vrijheidsopvatting waarin individuen vrij zijn zolang ze anderen niet schaden. Met andere woorden: wat iemand met zichzelf doet of wat twee instemmende volwassenen in hun eigen slaapkamer met elkaar doen, is niet mijn probleem. Dit idee van tolerantie heeft historische wortels die teruggaan tot de Perzische leider Cyrus de Grote. In Europa ontstond de noodzaak voor tolerantie tijdens religieuze conflicten waarin mensen elkaar hun geloof wilden opleggen. Maar religieuze ideeën schaden niemand direct zolang ze privé blijven.
Schrijver stelt echter dat we meningen moeten tolereren die wel schadelijke gevolgen hebben. Dit is verkeerd. Nederland heeft zelf verklaard dat de Israëlische nederzettingen oorlogsmisdaden zijn volgens internationaal recht en de Nederlandse wetgeving. Sinds 2024 is het in Nederland verboden om oorlogsmisdaden zoals de Holocaust te ontkennen of te vergoelijken. Waarom zouden we dan tolereren dat organisaties zoals Christenen voor Israël (CvI) actief nederzettingen steunen? Dit is niet een kwestie van privémeningen of handelingen tussen instemmende volwassenen. Dit zijn activiteiten die directe negatieve gevolgen hebben voor de legitieme belangen van Palestijnen en de internationale rechtsorde schenden.
Ironisch genoeg toont Schrijver zelf aan waarom sommige meningen intolerant behandeld moeten worden. Ook hij verwerpt terecht misogynie en antisemitisme omdat deze opvattingen de rechten en belangen van anderen direct schenden. Dit bewijst dat zijn eigen argumentatie inconsequent is.
Schrijvers visie kan samengevat worden met de uitdrukking ‘Let’s agree to disagree’. Dit lijkt redelijk maar is onhoudbaar wanneer rechten in het geding zijn. Stel dat iemand je portemonnee steelt en daarna zegt: ‘Laten we het erover eens zijn dat we het oneens zijn’. Niemand zou hiermee akkoord gaan. Bij situaties die fundamentele rechten schenden moet je handelen. Of de portemonnee wordt teruggegeven, of de dief wordt als onschuldig erkend. Er zijn dus situaties waar men niet met elkaar door een deur kan gaan en een van de partijen moet zijn zin krijgen.
Het Israëlisch-Palestijnse conflict is precies zo’n situatie waarin meningen niet zomaar kunnen worden getolereerd als zij leiden tot het schenden van rechten. Een status quo waarin Israël de bezetting voortzet schaadt structureel de rechten van Palestijnen. Hier kan geen sprake zijn van neutrale tolerantie.
Bovendien, als alle conflicten zouden worden opgelost met het principe ‘Let’s agree to disagree’, wint altijd de machtigste partij. De sterkere partij kan immers haar wil aan de zwakkere opleggen en vervolgens roepen dat men het ermee eens moet zijn het oneens te zijn. Dit leidt tot het recht van de sterkste. Als Schrijver wil dat Nederland niet verder polariseert, moet hij niet van de Palestina-supporters vragen dat ze de Israël-supporters slechts als een afwijkende mening tolereren. Hij zou beter eisen dat de Nederlandse staat haar juridische plichten vervult. De staat heeft bijvoorbeeld veel te lang getolereerd dat Israël zijn territorium illegaal uitbreidt en Palestijnen verdrijft. De staat heeft ook veel te lang organisaties zoals CvI in hun steun voor de bezetting getolereerd, in strijd met de Nederlandse wetten en principes. De polarisatie is niet het gevolg van te weinig, maar juist van te veel tolerantie.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Be First to Comment