CIDI betoogde in de rechtszaak dat Baudet de Holocaust bagatelliseerde en daarmee zou hij onnodige grief veroorzaken en het recht op privéleven van de holocaustoverlevende schenden. Maar dit is een drogreden en de rechter trapte daarin.
Hier het rechtelijke argument
Baudet gebruikte een foto van een kind in het getto Łódź, tweette over concentratiekamp Buchenwald, noemde de ongevaccineerden ‘de nieuwe joden’, heeft twee foto’s naast elkaar geplaatst: aan de linkerkant een kind in Pieten-kostuum dat door een hek kijkt, aan de rechterkant een kind met een Jodenster op de kleding dat eveneens door een hek kijkt. In de ene schaal staat Baudet’s vrijheid van meningsuiting. In de andere schaal staan: het recht van de Holocaust overlevenden op bescherming van identiteit en privéleven; hun recht op bescherming van de persoonlijke integriteit en menselijke waardigheid; en de rechten van de Joden in het algemeen.
Volgens de rechter maakt Baudet een één-op-één vergelijking tussen het coronabeleid en de Holocaust. Hiermee bagatelliseert hij het onrecht en het leed dat door de Holocaust is veroorzaakt. De vergelijkingen met de Holocaust vallen in beginsel onder de vrijheid van meningsuiting, maar Baudet ‘instrumentaliseert’ het menselijk leed en de herinnering daaraan. Hij heeft zich hiermee onnodig grievend en onrechtmatig uitgelaten jegens Holocaust overlevenden en nabestaanden van de Holocaustslachtoffers. Tot hier het argument van de rechter.
Rechter maakt een denkfout
Echter, de rechter maakt een denkfout. Want een analogie is niet automatisch een bagatellisering. Als ik zeg dat een wolk op een mens lijkt, zeg ik niet dat mensen op wolken lijken. Als een student op kamers zegt ‘welkom in mijn kasteel’ en ik zie daarna een kasteel, zal ik niet denken ‘wat een mooie studentenkamer’. Als iemand zegt dat een mug op een olifant lijkt, zal ik niet met olifanten vechten, met de gedachte dat ze klein zijn. Wie van een mug een olifant maakt, verkleint geen olifant.
In haar nieuwsbrief, mailde de Jewish Virtual Library (JVL) me twee aan elkaar geplakte foto’s, zoals Baudet. Boven de eerste foto met twee nazi’s stond de tekst: ‘Zo zag de joden-boycot er in 1933 uit’. Boven de tweede foto met BDS-demonstranten, stond de tekst: ‘Zo ziet de joden-boycot er vandaag uit’. Ook CIDI vergelijkt (in een boek) de BDS-beweging met de NSDAP en schrijft dat een boycot van Israël tot een holocaust kan leiden. Dus JVL en CIDI, als kenners van Joodse sensibiliteiten, geloven niet dat hun vergelijkingen onnodige grief veroorzaken, noch dat ze de Holocaust bagatelliseren.
Thierry Baudet maakt een hellend vlak
De prominente geleerden Francisca Snoeck Henkemans, Frans van Eemeren en Rob Grootendorst geven in hun ‘Handboek argumentatietheorie’ het volgende voorbeeld van een hellend vlak drogreden: ‘Als we beginnen met het legaliseren van euthanasie, eindigen we met gaskamers à la nazi-Duitsland … De hellend vlak drogreden houdt in dat er ten onrechte wordt uitgegaan dat als je eenmaal aan de voorgestelde maatregel begint van kwaad tot erger vervalt.’ Precies. JVL, CIDI en Baudet doen een hellend vlak. Maar drogredenen zijn niet wettelijk verboden.
Wie met en hellend vlak van een mug een olifant maakt, verkleint geen olifant, noch poogt hij de olifant te verkleinen. Wie de hellend vlak drogreden maakt, zegt dat je een lawine zal starten als je een sneeuwbal van een helling rolt. Maar daarmee zegt hij niet dat de lawine zo klein is als de sneeuwbal.
Rechters kennen argumentatieleer, dus ook zij had moeten weten dat Baudet een hellend vlak maakt, geen verkleinende vergelijking. En zonder minderende vergelijking, bestaat er geen bagatellisering, noch een schending van rechten. Door een onschuldige te veroordelen, vernielt de rechter de rechtsstaat en voordat je het weet is Hitler aan de macht.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Mijn zorgen zijn omtrent de terugkeer van het fascisme, de aanwezigheid van racisme, het niet adequaat bestrijden van de Corona pandemie.
Toch wil ik blijven vertrouwen in de Nederlandse democratie en rechtspraak.
Vredelievende groet,
Oneens.
Baudet vergelijkt appels met peren.
Deze vergelijking treft met name de overlevenden van de Holocaust diep.
Een van de getuigen gaf een heldere samenvatting tot en met de vergassing van een familielid aan toe.
Dit staat in geen enkele verhouding met het leed dat ongevaccineerden zou zijn aangedaan. Daarmee kleineert Baudet in feite de Holocaust, door eea op een lijn te zetten.
Baudet is een nepintellectieel die begrippen als ‘democratie’, ‘partijkartel’, ‘natiestaat’ en nu ook de ‘Holocaust’ op eigen wijze meent te mogen interpreteren. Dit leugenachtige taalbederf doet dus af aan de waarheid, in dit geval die van de Holocaust. Een zoveelste vorm van nepnieuws, als het ware. Het is de hoogste tijd om juist elke uiting van nepnieuws juridisch aan te pakken.
Desinformatie leidt uiteindelijk tot fascisme.
Baudet heeft geen belang om de Holocaust te kleineren. Als iemand A met B vergelijkt, wil hij dat B zo erg mogelijk is. Het is niet in zijn belang om B te kleineren, want dan is A ook minder erg.
Trouwens, de rechter heeft niet gezegd dat Baudet de Holocaust bagatelliseerde, terwijl CIDI dat wel heeft betogen. Dus de rechter accepteerde dat argument niet.
Hier het citaat: “Er is om die reden geen sprake van directe bagatellisering of minimalisering van de Holocaust.” https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2021:7392#_6bd26da8-90bc-469c-999d-c939162b400b
Stel je voor dat iemand zou roepen dat de arbeid in de iPhone fabrieken in China slavernij is, omdat ze daar 996 werken (72 uur) voor geen geld. Mag Sylvana Simons hem voor de rechter dagen en monddood maken omdat deze uitspraak haar, als nabestaande van de slavernij, heel veel verdriet veroorzaakt?
Mihai, dankjewel voor je interessante blog. Ik ga erin mee dat drogredeneren inderdaad mag van de wet. Maar jouw vergelijkingen gaan imo mank waardoor ik de rechter toch volg.
Ten eerste schrijf je: “Als ik zeg dat een wolk op een mens lijkt, zeg ik niet dat mensen op wolken lijken.” Dat klopt, maar hier generaliseer je de vergelijking op een oneigenlijke manier, want als ik één wolk zie die op Churchill lijkt, dan lijkt Churchill wél op die (ene) wolk.
Dan: “Als een student op kamers zegt ‘welkom in mijn kasteel’ en ik zie daarna een kasteel, zal ik niet denken ‘wat een mooie studentenkamer’.” Deze vergelijking met wat Baudet doet, klopt niet want de student gebruikt hier pure ironie. Het is een grap want de studentenkamer lijkt natuurlijk juist níet op een kasteel. Baudet vergeleek het ene jongetje op de foto echt niet uit ironie met het jongetje dat op transport werd gesteld. Integendeel.
Ik ben juist van mening dat vergelijkingen van A met B, B wel degelijk kleiner kunnen maken. Zeggen dat een seksueel getinte grap, een onhandige hand op een knie of een compliment over je uiterlijk gelijk staat met verkrachting, bagatelliseert het leed van het verkrachtingsslachtoffer. Imo is er dus wel degelijk sprake van een ‘minderende vergelijking’. Als ik een olifant was en de mug zou zeggen: ik ben net zo groot als jij, dan zou ik me diep beledigd voelen.
Ik ga ook nog graag even in op je reactie op Partout, waarin je aanvoert dat het niet in Baudets belang is om de holocaust te bagatelliseren. Ik denk dat je daarin gelijk hebt, maar voor de rechter is dat – mijns inziens terecht – geen overweging. In de uitspraak van de rechter staat dit (zie laatste zin):
“Als gevolg van de wanverhouding tussen het lot van een ongevaccineerde burger in de huidige maatschappij – dat in de berichten van Baudet gelijk wordt gesteld aan het lot van een Jood in de maatschappij van de jaren ’30-’40 – wordt het onrecht en leed dat door de Holocaust is veroorzaakt bij implicatie gebagatelliseerd. Dit geldt ook voor de vergelijking die de foto’s oproepen. De foto van het kind met de Jodenster op de kleding, betreft een kind in de getto van Łódź, voorafgaand aan de deportatie naar vernietigingskampen. Wat de intentie van Baudet is, doet er dan niet toe.”
(Waarom ik ook deze beoordeling van de rechter volg is omdat iemand die ‘homo’ roept als scheldwoord en vervolgens zegt dat hij het niet kwetsend bedoelde, daarmee toch iemand onnodig kan hebben gekwetst. Of iemand gooit uit baldadigheid of frustratie een steen door de ruit van een woonhuis, waar de bewoners vervolgens begrijpelijkerwijs doodsbang van worden, ook al was dat niet de bedoeling van de stenengooier.)
Dit klopt niet,: de rechter bedoelde: Baudet bagatelliseert daarmee de Holocaust, zij het niet direct. Je legt imo onterecht de klemtoon op “geen sprake van” terwijl de klemtoon op ‘directe’ zou moeten liggen.
Zie hier het citaat uit de uitspraak waar dat uit blijkt:
“Als gevolg van de wanverhouding tussen het lot van een ongevaccineerde burger in de huidige maatschappij – dat in de berichten van Baudet gelijk wordt gesteld aan het lot van een Jood in de maatschappij van de jaren ’30-’40 – wordt het onrecht en leed dat door de Holocaust is veroorzaakt bij implicatie gebagatelliseerd. Dit geldt ook voor de vergelijking die de foto’s oproepen. De foto van het kind met de Jodenster op de kleding, betreft een kind in de getto van Łódź, voorafgaand aan de deportatie naar vernietigingskampen.”
waarin het hierom draait:
“wordt het onrecht en leed dat door de Holocaust is veroorzaakt bij implicatie gebagatelliseerd”.
Het wordt mijns inziens in hoger beroep interessant of de hogerberoeprechter het voor een veroordeling voldoende vindt om iets op een indirecte manier te bagatelliseren. Ik denk dat het kwartje net zo goed naar links als naar rechts zou kunnen vallen
De rechter zei dat het leed is gebagatelliseerd, niet de Holocaust. Als de Holocaust gebagatelliseerd was zou de rechter artikel 17 van het EHRM hebben ingeschakeld, zoals bij de andere holocaustontkenners of bagateliseerders. Maar de rechter heeft niet geaccepteerd dat artikel 17 van toepassing was. Zie de hate speech factsheet.
https://www.echr.coe.int/documents/fs_hate_speech_eng.pdf
Deze rechtszaak kan een gevaarlijk precedent scheppen: de Israël-supporters kunnen dit misbruiken om andere legitieme argumenten te verbieden. Hieronder drie voorbeelden.
Professor Cees Flinterman is een vooraanstaande jurist. Hij was onder andere: professor in Maastricht en Utrecht; directeur van The Netherlands Institute of Human Rights; directeur van The Netherlands School of Human Rights Research; lid van het VN-mensenrechtencomité. De respectabele juridische uitgeverij Intersentia publiceerde een boek in zijn eer.
Pensioenfonds PFZW stopte in 2014 de investeringen in vijf Israëlische banken. Enkele Joodse instellingen beschuldigden Flinterman – die ethisch adviseur van PFZW was – van ‘banalisering van de Sjoa’ voor zijn uitspraak: ‘Veronderstel dat het beëindigen van de Duitse bezetting meer dan 46 jaar zou hebben geduurd.’
Flinterman’s argument is een perfecte argumentatiestap, hij vraagt zijn publiek zich in de schoenen van de Palestijnen te plaatsen: wat zouden zij vinden als ze een halve eeuw onder bezetting zouden leven en buitenlandse bedrijven de bezetting zouden financieren? Verkleint hij de Holocaust? Welnee. Hij zou alle andere bezettingen als voorbeeld kunnen nemen: zoals de Duitse bezetting van België tijdens WWI of de Indonesische bezetting van Oost-Timor. Voor de bevolking onder de bezetting is het altijd erg. Flinterman sprak voor een Nederlands publiek en men kan zich veel beter inbeelden hoe het zou zijn om nu 54 jaar onder Duitse bezetting te leven dan onder een Indonesische. Immers het onderwijs en de literatuur beschrijven uitgebreid het Nederlands leed onder bezetting. Iedereen weet van zijn opa hoe het voelt wanneer soldaten zijn fiets in beslag nemen, hem bij checkpoints vernederen, zijn deur intrappen en het hele huis overhoop gooien op zoek naar wapens, verzetsstrijders of Joden. Ook voor de Palestijnen is het moeilijk ondanks het feit dat daar geen Holocaust plaatsvindt. Het is een legitiem retorisch instrument om het publiek voorbeelden te geven die men makkelijk kan visualiseren, dus Flinterman’s analogie was geen banalisering van de Sjoa.
Journalist Bart Schut van het Nieuw Israëlitisch Weekblad noemde Dries van Agt een antisemiet omdat Van Agt in een interview zei: ‘De bezetting van Nederland duurde vijf jaar. De Palestijnen liggen al acht keer vijf jaar onder bezetting.’
De Canadese Michael Lynk kandideerde zich als VN-rapporteur. CIDI schreeuwde meteen: ‘Anti-Israëlische partijdigheid’ en VVD stelde Kamervragen. Wat waren zijn zonden? Lynk schreef, onder andere, een artikel over de adviesopinie van het Internationaal Gerechtshof. Hij concludeerde, zoals het Hof, dat de Israëlische nederzettingen illegaal zijn. Zoals alle juridische argumenten, gaf Lynk voorbeelden van precedenten: de Britse nederzettingen in Schotland en Ierland, de Franse in Algerije, de Nederlandse en Britse in Zuid-Afrika, de Sovjet ‘infusie’ van Russen in de Baltische landen, de Marokkaanse kolonisten in de Westelijke Sahara en de Duitse transfer van Duitsers in de bezette gebieden. Op basis van dit laatste voorbeeld noemde men Lynk antisemiet, met Kamervragen in verschillende landen. Zelfs de Canadese minister van Buitenlandse Zaken sprak zich tegen zijn benoeming uit.
Lynk’s opinie komt overeen met de standaard opinie van de meest vooraanstaande rechtsgeleerden (ook Israëlische), dat de nederzettingen illegaal zijn. Zijn uitspraak was een neutrale wetenschappelijke uitspraak en toch noemden de Israël-supporters hem Holocaust-revisionist.
Hier nog een voorbeeld. CIDI heeft een aantal democraten van antisemitisme beschuldigd omdat ze de onderstaande resolutie hebben ingediend, die volgens CIDI een vergelijking was met de Holocaust.
Affirming that all Americans have the right to participate in boycotts in pursuit of civil and human rights at home and abroad, as protected by the First Amendment to the Constitution.
IN THE HOUSE OF REPRESENTATIVES
July 16, 2019
Ms. Omar (for herself, Ms. Tlaib, and Mr. Lewis) submitted the following resolution; which was referred to the Committee on the Judiciary
RESOLUTION
Affirming that all Americans have the right to participate in boycotts in pursuit of civil and human rights at home and abroad, as protected by the First Amendment to the Constitution.
Whereas boycotts have been effectively used in the United States by advocates for equal rights since the Boston Tea Party and include boycotts led by civil rights activists during the 1950s and 1960s in order to advocate for racial equality, such as the Montgomery bus boycott, and promote workers’ rights, such as the United Farm Workers-led boycott of table grapes;
Whereas Americans of conscience have a proud history of participating in boycotts to advocate for human rights abroad, including—
(1) attempting to slow Japanese aggression in the Pacific by boycotting Imperial Japan in 1937 and 1938;
(2) boycotting Nazi Germany from March 1933 to October 1941 in response to the dehumanization of the Jewish people in the lead-up to the Holocaust;
(3) the United States Olympic Committee boycotting the 1980 summer Olympics in Moscow in protest of the Soviet invasion of Afghanistan in the preceding year; and
(4) leading the campaign in the 1980s to boycott South African goods in opposition to apartheid in that country;
Whereas the Supreme Court, in the 1966 case Rosenblatt v. Baer, held that the First Amendment to the Constitution ensures that “[c]riticism of government is at the very center of the constitutionally protected area of free discussion”;
Whereas the Supreme Court held in the 1982 case NAACP v. Claiborne Hardware that “[t]he right of the States to regulate economic activity could not justify a complete prohibition against a nonviolent, politically motivated boycott … .”;
Whereas the Supreme Court has recognized various activities as “expressive conduct” warranting constitutional protection, such as flag burning, wearing black armbands, silent sit-ins, and creating and designing custom wedding cakes; and
Whereas despite this tradition, governments and nongovernmental organizations alike have sought to criminalize, stigmatize, and delegitimize the use of boycotts in an attempt to stifle constitutionally protected political expression: Now, therefore, be it
Resolved, That the House of Representatives—
(1) affirms that all Americans have the right to participate in boycotts in pursuit of civil and human rights at home and abroad, as protected by the First Amendment to the Constitution;
(2) opposes unconstitutional legislative efforts to limit the use of boycotts to further civil rights at home and abroad; and
(3) urges Congress, States, and civil rights leaders from all communities to endeavor to preserve the freedom of advocacy for all by opposing antiboycott resolutions and legislation.
Wierd Duk zei net in zijn podcast: “Sylvana Simons die oproept om geen producten uit Israël te kopen, herhaalt feitelijk de oude nazi-opdracht ‘Kauft nicht bei Juden’. Waar zijn de politici die zich hier fel tegen uitspreken?.” Is dit geen bagatellisering van de Holocaust? Immers, iemand zou kunnen denken dat de hele nazistische Jodenvervolging een soort Sylvana Simons was.