Skip to content

Mogen Joden zelf bepalen wat antisemitisme is?

Emile Schrijver schrijft dat Joden zelf mogen bepalen wat antisemitisch is (Het Parool 25 oktober). Die unheimische gedachte slaat de grondslagen van onze rechtsstaat stuk. Antisemitisme is racisme: het bevoordeelt of benadeelt mensen op basis van veronderstelde biologische kenmerken. Wie ‘antisemitisme’ roept moet aantonen dat Joden werkelijk rechten worden ontnomen.

Antisemitisme veroorzaakt schade. Schade veronderstelt een conflict. Wie slachtoffers zelf laat bepalen wat antisemitisme is, gooit de rechters uit het raam en schendt het rechtsbeginsel dat niemand rechter mag zijn in eigen zaak.

Stel dat we Schrijvers principe zouden generaliseren. Een vrouw kan een aanklacht indienen tegen een publieke figuur en zeggen: ‘Vrouwen hebben zelf het recht te bepalen wat verkrachting is. Ik keek gisteren naar een televisietoespraak van iemand en hij keek mij heel geil aan dus hij heeft mij verkracht.’

De Nederlandse strafwet bestrijdt antisemitisme via groepsbelediging en haatzaaien. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft echter het laatste woord. Artikel 10 beschermt vrijheid van meningsuiting, maar zegt dat deze vrijheid beperkt mag worden om rechten en goede naam van anderen te beschermen. Bovendien zegt artikel 17 dat niemand zijn vrijheid mag misbruiken om rechten en vrijheden van anderen te schenden. In gevallen van ontkennen van de Holocaust heeft het Hof dit laatste toegepast en de vrijheid van die mening bij voorbaat uitgesloten. Het Hof oordeelde dat het ontkennen van duidelijk vastgestelde historische feiten geen vorm van historisch onderzoek is, maar een poging om slachtoffers te beschuldigen en het naziregime te rehabiliteren. Zo’n ontkenning behoort tot de ernstigste vormen van racistische laster en aanzet tot haat. Dit zeiden de rechters bijvoorbeeld in het geval van Fransman Roger Garaudy, die de Holocaust in een boek ontkende.

Hetzelfde lot onderging de nationalistische Russische journalist Pavel Ivanov die in zijn krant schreef dat Joden de bron van het kwaad in Rusland zouden zijn. Als straf mocht hij voor drie jaar niks uitgeven. Het EHRM weigerde zijn zaak te horen.

Dus bij terecht antisemitisme horen bepaalde sancties. Wie zegt dat iets antisemitisch is, zegt dus dat iets bij voorbaat uit de publieke ruimte verbannen moet worden. Tegelijk toont rechtspraak over politieke boycots dat niet elke kritiek of actie tegen Israël automatisch antisemitisch is. In zaken rond BDS heeft het Europese Hof de oproep tot boycot soms beschermd als politieke uiting met verhoogde bescherming. De rechters erkenden dat oproepen tot boycot een bijzondere modaliteit van politieke expressie kunnen vormen en dat staten terughoudend moeten zijn met strafrechtelijke maatregelen tenzij zij concreet aantonen dat restricties noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. Die uitspraken herinneren eraan dat ruimte voor vreedzaam protest essentieel blijft, vooral protesten bedoeld om rechten van anderen te beschermen. (zie 1, 2)

Antisemitisme buiten de grenzen van democratische discussie is strafbaar en kan uitgesloten worden van de vrijheid van meningsuiting. Maar kritiek op het beleid van een staat of vreedzame boycot kan ook onder artikel 10 vallen en hoort daarmee bij het debat dat de democratie nodig heeft. Neutrale derden, dus rechters, moeten onderscheid maken en toetsen of er daadwerkelijke schade is en of uitspraken de rechten van anderen aantasten.

Als antisemitisme een conflict is tussen twee partijen, dan denken beide partijen waarschijnlijk dat ze gelijk hebben. Dat gebeurt in bijna elk conflict. Daarom roepen mensen al sinds mensenheugenis neutrale derden in om te bemiddelen of te bepalen wie er gelijk heeft. Alleen dictators willen zelf altijd het laatste woord hebben.

Beschuldigingen van antisemitisme moeten serieus genomen worden, onderzocht en waar nodig bestraft. Maar dat onderzoek moet plaatsvinden volgens processen die de rechtsstaat garanderen. Onafhankelijke rechters moeten beoordelen of een uiting de drempels van groepsbelediging, haatzaaien of racistische laster overschrijdt. Alleen zo voorkomen we dat beschuldigingen veranderen in instrumenten van willekeur en dat rechten van zowel doelwitten als beschuldigde worden verwaarloosd.

Ook de samenleving als geheel moet bepalen wat antisemitisme is. Dat moet gebeuren via rationele argumenten die duidelijk maken welke soorten gedrag de legitieme belangen en rechten van Joden schenden. Gebrekkige definities, zoals de IHRA-definitie, maken het mogelijk om elke verdediging van de Palestijnse rechten te verbieden.

Er zijn reële gevallen waarin beschuldigingen onterecht bleken en schade toebrachten aan reputaties. Professor Cees Flinterman werd publiekelijk van antisemitisme beschuldigd nadat hij advies gaf tegen beleggingen in de bezette gebieden. Die aantijging bleef echter ongestaafd. Zo adviseerde bijvoorbeeld de Adviesraad Internationale Vraagstukken om producten uit de bezette gebieden te verbieden en oordeelde het Internationaal Gerechtshof dat staten de illegale Israëlische bezetting niet in stand moeten houden — vooral niet door middel van economische activiteiten.

Ook Dries van Agt werd van antisemitisme beschuldigd toen hij stelde dat Netanyahu voor het Internationaal Strafhof zou moeten verschijnen vanwege de nederzettingenpolitiek. De aanklager van het ICC had echter in een rapport vastgesteld dat de nederzettingen oorlogsmisdaden vormen. Bovendien verklaarde Nederland in 2024 voor het Internationaal Gerechtshof zelf dat de nederzettingen als oorlogsmisdaden moeten worden beschouwd. Dit toont aan dat wanneer we vermeende slachtoffers altijd het laatste woord geven, we het risico lopen nieuwe slachtoffers te maken en de rechten van anderen te schenden. Valse beschuldigingen van antisemitisme beschermen de rechten van Joden niet.

 


Geredigeerd door Pascale Esveld
Published inSofist Factory

Be First to Comment

    Leave a Reply