In 2017 nam UNESCO een resolutie aan over Jeruzalem. Arthur van Amerongen schreef hierover: “Zo verklaarde de UNESCO dat Joden geen enkel historisch recht op de Tempelberg hebben. Mohammedanen daarentegen wel.” Deze twee zinnen bevatten twee leugens.
Ten eerste, de resolutie zegt niks over de rechten op het territorium. Men beweert nadrukkelijk dat de resolutie niks aan de legale status van Jeruzalem verandert: “nothing in the present decision, which aims at the safeguarding of the authenticity, integrity and cultural heritage of the Old City of Jerusalem on both sides of its Walls, shall in any way affect the relevant United Nations resolutions and decisions, in particular the relevant Security Council resolutions on the legal status of Jerusalem…” [mijn vet].
De leugen over historische rechten
De tweede leugen is dat Israël historische rechten op de bezette gebieden (de Westelijke Jordaanoever inclusief Oost-Jeruzalem) wel zou hebben. Geen enkel land erkent dat Israël hier historische rechten zou hebben en dit met een goede reden.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog mochten de overwinnaars de Duitse en de Ottomaanse koloniën (als mandaten) tijdelijk beheren totdat deze onafhankelijke staten zouden worden. Groot-Brittannië mocht Palestina beheren en de zionisten lobbyden om in Palestina een ‘tehuis’ te krijgen voor het Joodse volk. Zij wilden dat in de juridische mandaattekst zou staan dat Joden het historische recht op Palestina hadden. Hun wens werd echter niet ingewilligd en dit toont aan dat men opzettelijk een Joods historisch recht op Palestina ontkende.
Met vele moeite kregen zionisten de verzwakte uitdrukking de ‘historische connectie’ in de tekst. Voor Lord Curzon, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, die verantwoordelijk was voor de formulering, was zelfs ‘historische connectie’ te veel. Hij raakte zo geïrriteerd dat hij de uitdrukking ‘historische connectie’ verwijderde en, achter zijn rug, werd het weer ingevoerd. Hij schreef in een memo:
“I told Dr Weizmann that I could not admit the phrase [historical connection, etc.] in the Preamble. And now I find that Mr Vansittart has gone and put it back again. It is certain to be made the basis of all sorts of claims in the future. I do not myself recognise that the connection of the Jews with Palestine, which terminated 1200 [sic] years ago, gives them any claim whatsoever. On this principle we have a stronger claim to parts of France. I would omit the phrase….I now find that, without my knowledge, the Committee have put it back…”
Chaim Weizmann bevestigt dit in zijn autobiografie en schrijft dat zijn onderhandelaars:
“fought the battle of the Mandate for many months. Draft after draft was proposed, discussed and rejected, and I sometimes wondered if we should ever reach a final text. The most serious difficulty arose in connection with a paragraph in the Preamble — the phrase which now reads: ‘Recognizing the historical connection of the Jews with Palestine.’ Zionists wanted to have it read: ‘Recognizing the historic rights of the Jews to Palestine.’ But Curzon would have none of it, remarking dryly: ‘If you word it like that, I can see Weizmann coming to me every other day and saying he has a right to do this, that or the other in Palestine! I won’t have it!’. As a compromise, Balfour suggested ‘historical connection,’ and ‘historical connection’ it was.”
Wat zijn historische rechten?
Waarom is het onderscheid tussen ‘historisch recht’ en ‘historische connectie’ zo belangrijk? ‘Historische connectie’ is geen juridisch begrip, dus het zijn losse woorden. Curzon kende zijn volkenrecht.
Volkenrecht is gedeeltelijk gewoonte: wat de meeste deelnemers voor een langere tijd doen, schept gedragsregels, rechten en plichten. De regels, rechten en plichten groeien of kwijnen in de tijd.
Als men over historische rechten praat, bedoelt men dat als je iets voor een langere tijd doet en niemand daarover klaagt, dat je het recht krijgt om het te blijven doen. Bijvoorbeeld vissers die voor generaties in de territoriale wateren van een ander land hebben gevist, kunnen niet zomaar verdreven worden.
Historische rechten krijgt men ook over territoria. Zo kon een staat historische rechten krijgen door een territorium voor een langere tijd vreedzaam te regeren, ook als het territorium was veroverd. Als de verdreven entiteit/regering geen claims meer op het territorium uitte en andere landen stilzwijgend toekeken, groeiden de historische rechten sneller en de rechten van de verdreven entiteit ebden weg. Wie zwijgt, stemt toe.
Curzon bedoelde dus dat Joden geen historisch recht op Palestina kunnen hebben na duizenden jaren afwezigheid. Als reductio ad absurdum, zei Curzon dat zelfs Groot-Brittannië meer rechten op delen van Frankrijk had dan Joden op Palestina.
Historische rechten concurreren met andere claims, principes en rechten
Rond 1900 begon in volkenrecht ook een andere regel te groeien, dat men geen territorium meer via oorlog kan bemachtigen. Dit veroveringsverbod betekent dat het historisch recht van een staat, die territorium via oorlog verovert, veel langzamer groeit dan voor 1900. Daardoor moet Israël de Golan en de Westbank voor een veel langere tijd vreedzaam bezetten om daar rechten te krijgen.
De groei van de Israëlische rechten op de bezette gebieden wordt ook vertraagd door de claims van Syrië (op de Golan) en de Palestijnen (op de Westbank). En ook door het feit dat andere landen ontkennen dat Israël recht op die territoria heeft. Er is dus geen stilzwijgende instemming.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstond en groeide ook het zelfbeschikkingsrecht. Dit recht zegt dat een bepaalde bevolking in een administratief territorium de toekomst van het gebied mag bepalen. Deze bevolking (het volk) heeft het recht om een onafhankelijke staat te stichten. Dit betekent dat het zelfbeschikkingsrecht, zoals het veroveringsverbod, de groei van historische rechten van een bezetter zal vertragen, of zelfs beletten. Nu staat onomstotelijk vast dat Palestijnen het recht op zelfbeschikking hebben, dus dat hun recht voorrang heeft op de eventuele Israëlische historische rechten die zouden kunnen ontstaan door de bezetting van de Westbank na 1967.
Dus het feit dat de Joden 2000 jaar geleden in Palestina hebben geleefd, geeft hen geen historische rechten en de bezetting vanaf 1967 ook niet.
Alle staten erkennen het Palestijnse recht op zelfbeschikking, en geen enkele staat erkent het Israëlisch historisch recht op de Westbank en op de Golanhoogten. Dus in het opiniestuk van Arthur staan twee leugens, want UNESCO heeft niks over de rechten gezegd, noch heeft Israël historische rechten in de bezette gebieden.
Testosterondebater
Ik heb in de krantenbak op ‘Israël en Van Amerongen’ gezocht en ik zie een patroon in zijn stukken: pestgedrag.
Op het schoolplein zie je hoe machtsstructuren ontstaan. Sommige jongens zijn verbaal sterker dan anderen. Zij kunnen veel sneller schakelen en schakeren in discussies, met vernederingen, pesterijen, beledigingen. Hun argumenten zijn inhoudelijk niet beter dan van andere jongens, maar deze jongens (en soms meisjes) zijn kwiek en spitsvondig.
Daarnaast hebben ze een assertieve houding, ze scheppen een beeld van zelfvertrouwen. In hun manier van spreken zie je confidentie in hun eigen gelijk. Ze stralen macht uit. Dit kunstmatig geschapen testosteronimago, brengt deze bluffers aan de macht. Ze krijgen macht omdat ze bluffen dat ze macht hebben.
Hetzelfde proces zie je later bij volwassenen en ik merk het ook bij enkele columnisten. Ze praten vanuit een zelfverklaarde superieure positie. Zij gaan op de argumenten van hun tegenstanders niet in, maar schrijven zoiets als: “X zegt Y. ha, ha, ha”. Men maakt hun opponenten belachelijk, verkleint hen, vernedert hen. Zoals bijvoorbeeld de ad hominem van Özcan Akyol, die beweerde dat de argumenten van zijn opponenten ongeldig waren omdat de opponenten ‘marginale schrijvertjes’ en ‘eeuwige b-acteurs’ waren.
Ook Arthur van Amerongen tweette na mijn vorig stuk: “Geestig om een totaal onleesbare en onbegrijpelijke tekst (vertaald uit het Roemeens door Google) naar de Volkskrant te sturen met het dwingend advies hoe de krant beter moet…Netjes dat Remarque keurig reageert op deze gierput vol verbale diarree…Hij zit niet voor niks bij de Joop, het huisbulletin van Wajongend Nederland”. We zien hier Arthur’s overtuiging in de superioriteit van zijn argumenten en van het medium waarvoor hij schrijft. We zien hier ook dat hij op de man speelt en het argument negeert.
Zo opereert Van Amerongen ook in zijn columns. Zoals in zijn tweets hierboven, gaat hij niet in op de argumenten van zijn opponenten. In de meeste gevallen pleegt hij karaktermoord. Hij geeft hun argumenten niet eens weer. En als hij de argumenten wel weergeeft, zoals bij de UNESCO-resolutie, legt hij hen woorden in de mond. Hij noemt zijn opponenten GroenLinksoïden, Jodenhaters, getinte Tupperwareclubjes, islamknuffelaars, geitenharensokkenfopwetenschappers, ggz-patiënten, gekke trollen, naar drank stinkende ouwe dames, ze baden met hun moeders. De Palestijnen zijn barbarisch, fanatiek en irrationeel. De Israëli’s daarentegen prijst hij de hemel in.
Niet alleen dat Van Amerongen de argumenten van anderen niet weerlegt, maar hij bouwt ook zelden zijn eigen argumenten op. Hij heeft geen inhoud. Zijn marginaliën draaien slechts om literaire chic, om taalgein en zeldzame kopiebegrippen. Zijn opus is een karameldieet voor corpulente geesten.
Stijlfetisjisme bevordert het recht van de sterkste
Waarom staan er zoveel leugens op de opiniepagina in de Volkskrant? Dit komt omdat de redactie de ingezonden stukken en de columnisten op irrelevante criteria kiest, vooral op stijl. De redactie controleert noch de waarheid, noch of het argument deugt. De Volkskrant heeft ook Van Amerongen op stijl gekozen en niet op argumentatietalent.
Dit inhoudsloze stijlfetisjisme is geen onschuldige spielerei, want stijlfetisjisme werkt in het voordeel van de sterkste.
Zelfs als de opiniestukken voor 50% pro- en voor 50% tegen minderheden zouden zijn, of de helft pro- en de helft tegen de Palestijnen, er bestaat een psychologische ingroup/outgroup bias, zal men blind zijn voor de drogredenen die zijn eigen groep voortrekken en zal de drogredenen in het voordeel van buitenstaanders sneller ontdekken. Dus leugens en drogredenen in het voordeel van de autochtonen en van de bevriende naties worden door meer mensen geloofd.
De minderheden en de Palestijnen zijn de buitenstaanders. Als de krant drogredenen en leugens publiceert, veroorzaakt dit voordelen voor de meerderheid en voor Israël. In ons geval heeft Van Amerongen de aandacht afgeleid van de reden waarom de UNESCO-resolutie was aangenomen: Israël bouwt en graaft voortdurend rondom en onder Palestijns werelderfgoed, met als gevolg dat de Palestijnse cultuur verdwijnt.
Deze leugens in de Volkskrant schenden drie legitieme belangen: mijn legitiem belang dat landen volkenrecht respecteren; het zelfbeschikkingsrecht van de Palestijnen, die het recht hebben op de bezette gebieden; mijn en het algemeen belang dat de publieke debatten zonder leugens worden gevoerd.
Stijlfetisjisme herverdeelt de politieke goederen (zoals de rechten, privileges, vrijheden en het geld) in het voordeel van de grootste sofisten. Dit betekent het recht van de sterkste manipulator en is onderdrukking van de oprechte. Journalistiek die onderdrukt heeft geen bestaansrecht.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Terwijl Mihai zelf nooit in discussie gaat met opposanten, verwijt hij op hoge toon van Arthur van Amerongen dat hij dit nalaat.
Tja…hoe geloofwaardig ben je dan nog?
Hoezo ga ik nooit in debat met opponenten? Ik heb je toch gevloerd in debat met 273 reacties? https://www.mihai.nl/sofist-factory/debatkenner-mihai-wint-debat-met-partout/