De Amerikaanse propaganda in Irak is zo oud als de presidenten Truman (president van 1945 tot 1953) en Eisenhower (53-61). Het nieuws van de laatste dagen dat het Pentagon de Iraakse media betaalt om door het Pentagon zelf geschreven artikelen te publiceren, kan dus in het perspectief van een lange traditie gezien worden.
Factoren
Vijf met elkaar verbonden factoren spelen een rol in het besluit om propaganda te gebruiken in de hoop een invloed op de geest van de Iraakse bevolking te krijgen:
1. Machtsovername
In de periode na het einde van de tweede wereldoorlog ziet Amerika de Britse en Franse invloed in het Midden-Oosten sterk dalen en doet haar best om deze twee machten opzij te schuiven. Langzamerhand wordt ook Amerika als een kolonialistische macht gezien.
2. Communismevrees
Volgens een memorandum van het Britse ministerie van buitenlandse zaken: “the untrammelled and outrageous exploitation of the workers by the capitalist throughout the Middle East area makes anyone from Europe astonished that the whole working class is not Communist.”
3. Oliebelangen
De olieputten verschenen in de regio als paddenstoelen na de regen en men was in Washington doordrongen dat “[o]il is much too important a commodity to be left in the hand of the Arabs” (Henry Kissinger).
4. Arabische nationalisme
Groter dan de communismeangst was de angst voor het Arabische nationalisme, dat de winst op de olie in de regio beloofde te investeren.
5. Het Israëlische – Palestijnse conflict
Propagandadoelen:
De Britten installeerden een Sunni minderheid aan de macht wat tot het ongenoegen van meerdere groepen leidde, zoals de Shia-meerderheid, de Koerden, communisten en nationalisten. Om deze ontevredenheid het hoofd te bieden probeert men via verschillende kanalen de Irakezen voor de westerse zaak te winnen.
De doelen moeten bereikt worden door de informatie te controleren en de interpretatie ervan te manipuleren. Men gebruikt hiervoor pamfletten, posters, gemanipuleerde nieuwsberichten, tijdschriften, radio-uitzendingen, boeken, bibliotheken, muziek, speel- en tekenfilms, onderwijsgerichte activiteiten, studenten- en ander soorten uitwisselingen en religie.
De National Security Council (NSC) rapporteerde in 1952 dat zelfs de ontwikkelingshulp ontworpen moest zijn met “psychologische” doeleinden.
Folders en Brochures
De Amerikaanse ambassade had een mailinglijst, mobiele filmapparaten en ronselde religieuze leiders om het verspreiden van folders te faciliteren.
Kranten, Tijdschriften en nieuwsuitzendingen
De nieuwsuitzendingen zijn bedoeld om de manier waarop de werkelijkheid werd ervaren te beïnvloeden. De staatssecretaris Dean Acheson vertelt in 1950 dat propaganda een manier zou moeten vinden om de Arabische aandacht op interne aangelegenheden te richten en af te leiden van het Palestijnse conflict. Hij roept om “corrigerende” artikelen in de media te plaatsen, als reactie op de kritische nieuwsberichten.
Een werkgroep wordt opgericht om meer invloed in de Arabische wereld te krijgen. Maatregelen worden genomen om “meer in de kranten te kopen, in staat te zijn om de krantenkoppen te controleren en sommige van de redactiestukken.”
Men wilde een tijdschrift uitgeven “[to] make Iraqis aware of the dangers of Soviet imperialism”. United States Information Service (USIS) maakt radioprogramma’s zowel voor Radio Teheran (waar de Britten met de Amerikanen een eigen dictator hadden geplaatst) als voor Radio Bagdad.
Culturele invloed
Intelligentsia wordt het doel van boeken en anticommunistische indoctrinatieprogramma’s. “Psychologische” plannen houden in het verschaffen van geschiedenis- en sociale wetenschappenboeken aan scholen “to influence their curricula in directions favorable to the United States, in order to counteract the Communist trend in many education institutions in the area.”
In de jaren 50 maken de Amerikaanse ambtenaren zich zorgen over het gebrek aan anticommunistische hartstocht en zijn bezorgd door de Arabische teleurstelling in het Westen. Toen komen ze tot de conclusie: “we have to make more movies out there.”
Amerikanen houden van kinderen. De ambassade in Iran vraagt Walt Disney of hij een patriottische Mickey Mouse kan maken, die de democratie zou verdedigen en het communisme aan kaak zou stellen. De ambassade in Irak schreef haar eigen tekenfilmscript.
Uitwisselingsprogramma’s
Uitwisselingsprogramma’s worden in leven geroepen om voornamelijk “het leiderschap van de betreffende landen te beïnvloeden.” Studenten krijgen beurzen in Amerika om daar bewerkt te worden.
Symbolengebruik
Men probeert gebruik van lokale symbolen te maken. De propaganda werkgroep zet bijvoorbeeld de viering van het jaarfeest van de filosoof Avicenna in voor eigen doeleinden.
Koerden
De Iraakse regering werkt met USIS samen in het samenstellen van propagandamateriaal gericht op de Koerdische minderheid, onder anderen met een bulletin, nieuwsberichten en muziekuitzendingen. De Amerikaanse ambassade wordt geïnformeerd dat de regering geen bezwaar had tegen het verspreiden van propaganda. Twee kranten en een speciaal programma op Radio Bagdad werden gefinancierd.
Studentenprotesten
Aan het einde van 1953 acties van de Iraakse oppositie, gematerialiseerd ook in studentenprotesten, maaken de minister van onderwijs om een anticommunistische programma te lanceren gericht op scholen en universiteiten. De Amerikaanse ambassade ziet hierin een kans om haar eigen propaganda via regeringskanalen te verspreiden. Men creëert een sportprogramma om de studenten af te leiden van koffiehuizen, politieke centra en andere plekken waar de “enige recreatie politieke agitatie” inhield. USIS biedt haar hulp in de training van kaders om de studenten in gevangenis te indoctrineren.
Antisemitisme
Een manier om propaganda succesvol te maken was om communisme met zionisme in verband te brengen. De Iraakse regering verspiedt antisemitische folders aan de mensen op de USIS mailinglist.
Doden
Toen de Baathpartij van Saddam Hussein via een staatsgreep de macht overnam, zond een Amerikaanse radiostation in Kuwait opruiende berichten tegen de oppositie en zond een lijst met namen van de oppositieleden uit. In het bloedbad dat er volgt moordt de nationale garde tussen zeven honderd en vijfendertigduizend mogelijke tegenstanders, niet alleen communisten, maar ook mensenrechtenactivisten, vakbondsleden en de grootste deel van de intelligentsia, advocaten, doctors, academici, studenten etc. Voor de CIA officier Don McHale maakte niet uit dat zijn lijst met potentiële oppositieleden niet actueel was, hij verschafte de langst mogelijke lijst.
Uitgeverijen
Bedrijven en uitgeverijen helpen vrijwillig de regering om propaganda te verspreiden. Victor Weybright, oprichter van New American Libray of World Literature, Inc. publiceert in Irak volgens een wenslijst van het Ministerie van Buitenlandse zaken. Franklin Publications, Inc. wordt opgericht met een subsidie van 500.000 dollar (3,3 miljoen vandaag) van USIA, om de behoefte om met Arabische letters te kunnen publiceren. “Reducing Arab ignorance, suspicion, and resentment of the West and particularly the ” stond op de opdrachtomschrijving van het ministerie. Men doed zijn best om de band van de uitgeverij en overheid zo goed mogelijk te verbergen.
Thema’s:
Vrijheid en vredenslievendheid
Verenigde Staten dient als een “beacon of freedom for the world” beschouwd worden, een drijfkracht achter de VN. VS stonden voor slavernijafschaffing in (in de jaren 50 bestond er nog slavernij in de VS). De Irakezen “bijten dat aas in” spreekt men zich uit.
Militaire/Industriële macht
En als men toch niet in het aas van het Amerikaanse vrijheidsideaal beet, dan moest men onder indruk van de militaire en industriële macht raken. “99% of the Persian populace are mentally thorough-going asiatics – that is, what they understand most clearly is force and success. They have practically no social consciousness.”
Religie
De meest radicale geestelijken worden ingehuurd om propaganda te verspreiden, want via religie kan men de Arabische denkmanier het beste bereiken: “A primitive mind find it easier to embrace Islam with its five simple duties, one of which offers the fun and excitement and community feeling of the pilgrimage.” Eisenhower: “the religious approach offers…a direct path to Arab interest”
Resultaten
Propaganda had even weinig succes toen, als nu. Men dacht bijvoorbeeld de film “Ninotchka” als anticommunistische propaganda te kunnen gebruiken. Greta Garbo speelt een Russische afgezant, die het licht ziet door haar avonturen in Parijs. Na een aantal vertoningen werd de film uit de roulatie gehaald omdat de Irakezen Ninotchka’s sobere leven in Rusland beter vonden dan haar “immorele” leven in Parijs.
In het begin zagen de Arabieren de Britten als bevrijders van het Ottomaanse juk, maar men raakte al snel overtuigd dat Engeland een nieuwe koloniale macht was. De VS waren in het begin ook heel geliefd in de regio. Men kwam er echter als snel achter dat er een verschil was tussen de propaganda en de werkelijkheid. Ondanks hun beweringen waren de VS niet onpartijdig in het Palestijnse conflict. Vrijheid hield in dat de meest corrupte dictators in het zadel werden geholpen. Zelfs Abdel Karim Kassem’s populaire regime, “the only Arab regime which came to power this century without outside help”, werd vervangen met Saddam Hussein door de CIA.
Een Koerdische leider vertelt een Amerikaanse onderzoeker over het enorme uitgegeven propagandabedrag: “If one fourth of that amount was to be made available in medicines or in some other more tangible product of your country which could be used to lessen the poverty or to better the health of my people, would it not be a far more successful propaganda approach?”
Bronnen:
Aburish, Saïd K. 1998. A brutal friendship : the West and the Arab elite. 1st U. S. ed. New York: St. Martin’s Press.
Aburish, Saïd K. 2000. Saddam Hussein : the politics of revenge. 1st ed. New York, N.Y.: Bloomsbury : Distributed to the trade by St. Martin’s Press.
Battle, Joyce (Editor). 2002. U.S. Propaganda in the Middle East – The Early Cold War Version. National Security Archive Electronic Briefing Book (No. 78).
Curtis, Mark. 1998. The great deception : Anglo-American power and world order.London ; Sterling, Va.: Pluto Press.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Interessant. Goed gedocumenteert.
Voor meer bronnen zie het archief van George Washington University.
Tiep, Iraq declassified, interessant ememo’s van Rumsfeld uit 1983 toen hij daar als envoy voor Reagan kwam.
http://www.gwu.edu/~nsarchiv/search.html
Mij nog steeds niet duidelijk hoe ik de link actief kan doorgeven
Soon thereafter, Donald Rumsfeld (who had served in various positions in the Nixon and Ford administrations, including as President Ford’s defense secretary, and at this time headed the multinational pharmaceutical company G.D. Searle & Co.) was dispatched to the Middle East as a presidential envoy. His December 1983 tour of regional capitals included Baghdad, where he was to establish "direct contact between an envoy of President Reagan and President Saddam Hussein," while emphasizing "his close relationship" with the president [Document 28]. Rumsfeld met with Saddam, and the two discussed regional issues of mutual interest, shared enmity toward Iran and Syria, and the U.S.’s efforts to find alternative routes to transport Iraq’s oil; its facilities in the Persian Gulf had been shut down by Iran, and Iran’s ally, Syria, had cut off a pipeline that transported Iraqi oil through its territory. Rumsfeld made no reference to chemical weapons, according to detailed notes on the meeting [Document 31].
Rumsfeld also met with Iraqi Foreign Minister Tariq Aziz, and the two agreed, "the U.S. and Iraq shared many common interests." Rumsfeld affirmed the Reagan administration’s "willingness to do more" regarding the Iran-Iraq war, but "made clear that our efforts to assist were inhibited by certain things that made it difficult for us, citing the use of chemical weapons, possible escalation in the Gulf, and human rights." He then moved on to other U.S. concerns [Document 32]. Later, Rumsfeld was assured by the U.S. interests section that Iraq’s leadership had been "extremely pleased" with the visit, and that "Tariq Aziz had gone out of his way to praise Rumsfeld as a person" [Document 36 and Document 37].
Rumsfeld returned to Baghdad in late March 1984. By this time, the U.S. had publicly condemned Iraq’s chemical weapons use, stating, "The United States has concluded that the available evidence substantiates Iran’s charges that Iraq used chemical weapons" [Document 47]. Briefings for Rumsfeld’s meetings noted that atmospherics in Iraq had deteriorated since his December visit because of Iraqi military reverses and because "bilateral relations were sharply set back by our March 5 condemnation of Iraq for CW use, despite our repeated warnings that this issue would emerge sooner or later" [Document 48]. Rumsfeld was to discuss with Iraqi officials the Reagan administration’s hope that it could obtain Export-Import Bank credits for Iraq, the Aqaba pipeline, and its vigorous efforts to cut off arms exports to Iran. According to an affidavit prepared by one of Rumsfeld’s companions during his Mideast travels, former NSC staff member Howard Teicher, Rumsfeld also conveyed to Iraq an offer from Israel to provide assistance, which was rejected [Document 61].