Minister Mona Keijzer stapt naar de rechter om het Openbaar Ministerie (OM) te dwingen haar uitspraak te nuanceren. Het OM besloot de BBB-minister niet te vervolgen na haar omstreden uitspraken op televisie, maar stelde wel vast dat zij zich in beginsel schuldig had gemaakt aan groepsbelediging. Keijzer voelt zich gestigmatiseerd.
In kwestie zijn Keijzers uitspraken over antisemitisme en de islamitische cultuur. Als BBB-Kamerlid zei zij: ‘Veel asielmigranten komen uit landen met een islamitisch geloof. Jodenhaat is daar bijna onderdeel van de cultuur.’ Ze voegde eraan toe dat dit ‘niet voor elke moslim geldt,’ maar bekrachtigde haar punt later: ‘Ontkent u dan dat bij mensen met een islamitisch geloof antisemitisme vaak onderdeel is van de cultuur? Ik ben verbaasd dat dit ontkend wordt.’
Hypocrisie druipt van deze zaak. Keijzer mag moslims bestempelen als jodenhaters, maar niemand mag haar een moslimhater noemen. Keijzer stelt dat de motivering van het OM schadelijk is voor haar maatschappelijke reputatie en politieke toekomst. Volgens haar zal de stempel ‘groepsbelediging’ haar blijvend achtervolgen.
Het is verleidelijk om cynisch te worden over dit circus. Politici zoals Keijzer hebben doorgaans weinig moeite om negatieve uitspraken over minderheden te rechtvaardigen onder het mom van ‘vrije meningsuiting’. Maar wanneer ze zelf kritiek krijgen, klimmen ze in de slachtofferrol en roepen ze om bescherming. Vrijheid van meningsuiting geldt klaarblijkelijk niet voor iedereen, maar voor de machtigen zoals het hen uitkomt.
De rechtspraak biedt echter een helder kader. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens benadrukt dat politici, als publieke figuren, een grotere mate van kritiek moeten verdragen. Hun reputatie moet gewogen worden tegen het belang van het democratische debat. Zij ‘leggen zichzelf onvermijdelijk en bewust open voor nauwgezette controle van hun woorden en daden door zowel journalisten als het grote publiek’. Politici, regeringsleden en machtigen in het algemeen moeten niet alleen ‘scherpe kritiek accepteren, soms in een harde of vijandige toon’, maar ook erkennen dat hun eigen vrijheid van meningsuiting wordt beperkt door hun machtspositie.
De rechters van het Europees Hof hanteren een impliciete logica: hoe meer macht de spreker heeft, hoe kleiner diens vrijheid. Dit is logisch, want vrijheid van meningsuiting is bedoeld om macht te egaliseren. Historisch gezien is censuur het wapen van de machtigen – koningen, kerken en dictaturen – om de stemmen van minderheden en machtelozen te smoren. Vrijheid van meningsuiting is geen zwaard voor machthebbers om anderen te onderdrukken, maar een schild voor de machtelozen om hun rechten op te eisen.
Politici hebben meer vrijheid als ze naar boven boksen, niet als ze naar beneden trappen. Een aantal rechtszaken illustreert deze balans. De Baskische politicus Arnaldo Otegi Mondragón noemde de Spaanse koning een folteraar. Hij kreeg een jaar gevangenisstraf, maar het Europees Hof oordeelde dat Spanje zijn vrijheid van meningsuiting had geschonden. Daarentegen verbood het Hof politici zoals Daniel Féret (België), die in flyers asielzoekers als profiteurs neerzette, Jean-Marie Le Pen (Frankrijk), die waarschuwde voor een ‘islamitische overheersing’ in Frankrijk, en Mark Anthony Norwood (Verenigd Koninkrijk), die een poster verspreidde met de tekst ‘Islam out of Britain’. Het Hof onderstreepte dat rechten zoals vrijheid van meningsuiting niet mogen worden ingezet om de rechten van anderen te ondermijnen.
Keijzers uitspraken passen in een bredere trend van haat en vijandigheid jegens moslims. Dagelijks worden we geconfronteerd met retoriek over de ‘inferieure’ islamitische cultuur, de ‘criminele’ asielzoeker en de ‘last’ die zij zouden vormen voor de samenleving. Keijzer voegt hieraan een sinistere dimensie toe door moslims als jodenhaters af te schilderen. Daarmee diskwalificeert ze niet alleen kritiek op Israëls illegale bezetting, maar intimideert ze ook moslims die opkomen voor Palestijnse rechten. Dit heeft concrete gevolgen: moslims riskeren discriminatie, politiegeweld bij demonstraties en uitsluiting op universiteiten. Hun wetenschappelijke opinies over het conflict tussen Israël en de Palestijnen worden genegeerd, vanuit de veronderstelling dat zij jodenhaters zijn.
Het OM heeft gefaald door Keijzer niet te vervolgen. Haar uitspraken bedreigen de rechten van een kwetsbare minderheid en versterken een atmosfeer van haat. Als we iets van de Europese rechtspraak leren, dan is het dat haar vrijheid niet absoluut is. Vrijheid van meningsuiting is er niet voor de keizers, maar voor wie onder hun troon worden vertrapt.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Leuke titel! En verder ook 🎯 & ❤️!
Leuke titel! En verder ook 🎯 & ❤️!