In zijn opiniestuk in De Volkskrant, verkoopt Dirk-Jan van Baar sociaaldarwinistische logica: omdat de Palestijnen inferieur zouden zijn en de Joodse kolonisten superieur, zouden de kolonisten meer recht op dat gebied hebben. Jammer voor Van Baar, want modern Volkenrecht schept rechten niet volgens zulke dierlijke instincten.
Het Internationaal Gerechtshof heeft het recht op dat territorium gedeeltelijk geduid tijdens de adviesopinie over de Israëlische muur in 2004. Het hof heeft de situatie als een geval van onderbroken dekolonisatie behandeld. Volgens Volkenrecht hebben volkeren van de voormalige Westerse en Ottomaanse koloniën het recht op externe zelfbeschikking, inclusief het recht op een eigen staat; of om zich met een andere staat te verenigen. Hetzelfde geldt voor militair bezette gebieden en alle gebieden, die nog geen onderdeel van een staat zijn. Het volk bepaalt.
Volgens deze regels ontstaan nieuwe staten precies binnen de grenzen van de oude kolonie. Dus minderheden binnen een kolonie krijgen geen aparte staat, teneinde burgeroorlogen te voorkomen.
Zo zijn de meeste staten tijdens de dekolonisatie ontstaan, met kleine uitzonderingen, na onderling akkoord. Volgens deze regels hoorde dus in Palestina een Arabische staat te ontstaan, omdat bij de Britse inval in 1918 de Arabieren in de overgrote meerderheid waren. Dus de Joodse minderheid zou onderdeel van deze staat moeten zijn.
Maar het is anders gegaan en de Israëlische staat is in 1948 geboren. Mede daardoor heeft Israël nu het recht op bestaan, binnen de huidige grenzen. Maar de bezette gebieden horen daar niet bij. Zelfs Israël beschouwt deze gebieden als bezet, dus niet als onderdeel van de staat Israël.
Het Israëlisch Hooggerechtshof bevestigt dit. Bijvoorbeeld in 2005 heeft het hof over de Westelijke Jordaanoever gezegd: “Judea and Samaria worden door de Israëlische staat onder militaire bezetting gehouden. De lange arm van de staat is de militaire bevelhebber. Hij is niet soeverein… De Israëlisch wet geldt hier niet. Deze gebieden zijn niet tot Israël geannexeerd.” Israël poogde om Oost-Jeruzalem en de Golanhoogten te annexeren, maar zonder succes.
Dus de gebieden hebben alle drie kenmerken: ze zijn een kolonie geweest, ze zijn militair bezet en ze zijn nog geen onderdeel van een staat. Hieruit volgt dat de lokale bevolking het recht op zelfbeschikking heeft, dus ook het recht op een onafhankelijke staat. En de onafhankelijke staten ontstaan binnen de grenzen van de voormalige kolonie, niks meer, niks minder. Van de Ottomaanse kolonie zijn nu slechts Gaza en de Westelijke Jordaanoever overgebleven. Dus de Palestijnen hebben hierin het recht op een eigen staat.
De EU en Nederland delen deze positie. Bijvoorbeeld de officiële Nederlandse houding is:
“de grenzen van 1967, voor de 6-daagse oorlog, vormen daarbij het uitgangspunt. De Palestijnse staat zal bestaan uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. De Joodse staat Israël zal bestaan uit de resterende 78% van het historische Palestina. Verder moet Israël de illegale nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever en steden als Jericho, Nabloes en Hebron opgeven.”
Volgens Van Baar leveren de kolonisten grote prestaties. En waarom is dit relevant? Mag Duitsland Nederland overnemen als de Duitsers hogere productiviteit hebben? De nederzettingen blijven ook met prestaties illegaal, zoals Uri Rosenthal de Tweede Kamer informeerde:
“Het verbod op nederzettingen vloeit voort uit artikel 49 van het Vierde Verdrag van Genève uit 1949. Het Internationaal Gerechtshof heeft in het betreffende advies bevestigd dat de Israëlische nederzettingen in bezet gebied een schending van het internationaal recht vormen. Een dergelijk advies is juridisch niet-bindend, maar vormt wel een gezaghebbende uitleg van het internationaal recht.”
Van Baar heeft op school geleerd dat “de rechtmatige eigenaar (het volk van Israël)” na 2.000 terugkeerde. Voor Volkenrecht is het irrelevant wie 2.000 jaar geleden de baas van een gebied was, voor tenminste vier redenen.
Ten eerste zijn bewijzen van 2.000 jaar geleden onzeker. En toen bestonden er andere regels en begrippen. Toen waren oorlog en landjepik legaal, tot rond 1899. Dus na verdrijving was je niet meer de ‘rechtmatige eigenaar’. Alle huidige staten hebben iemand verdreven.
Ten tweede is het een willekeurige datum. Waarom zouden de Joden recht op dat territorium hebben en niet op een eerder territorium? En waarom zouden eerdere volkeren daar geen recht op hebben?
Ten derde is het Volkenrecht een gewoonterecht. Hoe langer je in een gebied woont, hoe sterker je rechten worden. Hoe langer je weg bent, hoe minder rechten je hebt, vooral als je geen officiële claim op dat gebied blijft maken. Na 2.000 jaar heb je geen rechten meer.
En het laatste, het Volkenrecht houdt van stabiliteit. Als we het land van 2.000 jaar geleden eisen, dan openen we Pandora’s doos en kunnen we alle kaarten opnieuw tekenen. Indianen nemen Amerika over, aboriginals Australië en Nieuw Zeeland. De zigeuners zullen zeggen: “We komen uit India, dus India is van ons.”
Het gaat dus niet om lebensraum voor superieure mensen maar om recht.
Geredigeerd door Pascale Esveld
De joden wonen er een paar millennia langer dan de later gekomen Arabische kolonisten. Toen het gigantische Ottomaanse rijk na de Eerste Wereldoorlog werd opgedeeld, kregen de joden op basis van het recht op zelfbeschikking ook een half procent daarvan toegewezen. Een unanieme beslissing van de wereldgemeenschap in 1922, die trouwens nog steeds rechtsgeldig is.
We hebben het er alleen nog over, omdat het voor moslims onaanvaardbaar is dat land dat ooit ‘islamitisch’ was, dat nu niet meer is.
Moslimfundamentalisten dromen zo ook nog steeds over de ‘herovering’ van Spanje. Dat is toch geen reden om Spanje aan ze ‘terug’ te geven?
Het zijn gelukkig nog een klein facistisch groepje in de wereld als de zoals Likoed die nog steeds denken dat hun lebensraum nog niet vervuld is. Zulks gretigheid kan nimmer gestild worden.
Joods superioriteitsdenken is onlosmakelijk verbonden met rechts-nationalistisch-racistisch Joods messianisme, ‘het politieke jodendom’, dat in de bijbel vertegenwoordigd wordt door de schriftgeleerde EZRA (de man die alle niet-joden op radicale wijze verwijderde uit Judea)..
Het spreekt vanzelf dat EZRA door de zionisten wordt gezien als de vader van ‘de joodse staat’. Zionisme is op primitief groepsdenken gebaseerd nationalisme dat zichzelf alleen kan rechtvaardigen via de superioriteitsclaim die het EZRA-isme joden verschaft.
Binnen de wereld van het joodse Messianisme zijn niet-joodse wetten volstrekt onbelangrijk. Internationaal recht is alleen dan belangrijk wanneer het de zaak van het messianisme dient.
De nationalistische joodse Messias is een wereldleider (militair, politicus, imperialist) die de joden alle belangrijke wereldfuncties geeft.
Veel joden zien Amerika als de vertegenwoordiger van die ‘Messias’.
Toch uitgekookt van Likoed om het nu ineens niet meer over Palestijnen te hebben maar over wereldveroverend moslim fundamentalisme en terrorisme. Hier in Nederland heb je dan ook de ne0-zionistische Wilderswind mee.
Het is de grote fout van het neo-nazisme dat niet meer met name Palestijnse moslims en christenen centraal staan in het conflict, maar dat het met het joods isme islam isme is gaan bestrijden, desnoods met alle risico’s van een wereldoorlog..en dat het dus JHWHbetert ook joodse nederzettingen op Palestijnse grond de gewoonste zaak van de wereld is gaan vinden.
neo-nazisme=neo-zionisme. Het blijft een akelige verschrijving. Sorry.
@Likoed
“Reading through the travaux préparatoires of what would become the British Mandate for Palestine that was drafted in the years 1919-22, it seems evident that the word ‘state’ was deliberately avoided by the Zionists, as they must have been aware that they had no chance of getting that word included in the draft. This would explain why in early drafts of the Mandate the Zionists wanted to include the phrase: ‘The reconstitution of Palestine as the national home.’ And during the negotiations over the terms of the Mandate, they hoped the High Contracting Parties would ‘recognise the historic title of the Jewish people to Palestine’. However they were unsuccessful with these endeavours, as the final draft of the Mandate only mentioned the words ‘establishment’ and ‘a national home’ when recalling the Balfour Declaration in the preamble, and merely recognised ‘the historical connexion [note, not title] of the Jewish people with Palestine and to the grounds for reconstituting their national home in that country’. Curzon, who was Britain’s Foreign Minister when the Mandate was being drafted, said that he ‘objected to the phrase [the reconstitution of Palestine as the national home] in toto’. He minuted one of his colleagues in the Foreign Office, saying: ‘I do not myself recognise that the connection of the Jews with Palestine, which terminated 1200 [sic] years ago, gives them any claim whatsoever. On this principle we have a stronger claim to parts of France. I would omit the phrase.’ It would be difficult to describe the phrase that eventually found its way into the Mandate ‘[w]hereas recognition has thereby been given to the historical connexion of the Jewish people with Palestine and to the grounds for reconstituting their national home in that country’ as a declaration of statehood or a promise to provide the Zionists with a basis to establish a state immediately. If such a state was to be created, it was to be accomplished progressively, and subject to the safeguard clauses protecting the civil and religious rights of the Palestine Arabs. As Professor Ernst Frankenstein of the Hague Academy noted:’… the Jews were given their National Home instead of a State precisely because there were others in the country. It was felt that the non-Jewish inhabitants of Palestine had to be protected against the possible consequences of a wide construction of the term ‘National Home’.’ In correspondence with Field-Marshall Viscount Allenby, Curzon wrote that although the Balfour Declaration had been endorsed by the Allied and Associated Powers at the Paris Peace Conference, it did not contemplate ‘the flooding of Palestine with Jewish immigrants’, nor ‘spoliation or eviction of the present landowners in Palestine’. Furthermore, rather than Palestine being reconstituted as the national home, as the Zionists desired, the national home was to be reconstituted in Palestine. As is clear from the travaux, Curzon was adamantly opposed to the creation of a Jewish state in Palestine and was of the opinion that what was promised at San Remo, where the Balfour Declaration was incorporated into the Treaty of Sèvres, which was never ratified, ‘was far from constituting anything in the nature of a legal claim’.
It would therefore seem from its plain and ordinary meaning that the declaration envisaged granting the ‘Jewish people’ the right to participate in the affairs of the country specifically affecting the interests of the Jewish population subject to laws and regulations of Palestine. Hence in early drafts of the Mandate, the Zionists desired ‘the creation of an autonomous commonwealth’. But even this was restricted by Article 3 of the Mandate, which provided that, ‘The Mandatory shall, so far as circumstances permit, encourage local autonomy.’ In his White Paper of 1922, Winston Churchill, then Secretary of State for the Colonies provided an authoritative interpretation of what was meant by the phrase ‘the development of the Jewish National Home in Palestine’. According to the Paper, this was:
‘not the imposition of a Jewish nationality upon the inhabitants of Palestine as a whole, but the further development of the existing Jewish community, with the assistance of Jews in other parts of the world, in order that it may become a centre in which the Jewish people as a whole may take, on grounds of religion and race, an interest and a pride.’
Churchill made it clear that the British Government ‘never contemplated, at any time, the disappearance or the subordination of the Arabic population, language or culture in Palestine’. After all, as he pointed out, the Balfour Declaration did not contemplate that ‘Palestine as a whole should be converted into a Jewish National Home, but that such a Home should be founded in Palestine.'”, Kattan, From coexistence to conquest : international law and the origins of the Arab-Israeli conflict, 1891-1949. ed. Series Editor, Series From coexistence to conquest : international law and the origins of the Arab-Israeli conflict, 1891-1949 London; New York: Pluto Press, 2009., 61-63.
Mihai, waarom een engelse reactie op Likoed?
je maakt het nodeloos ingewikkeld.
Als je geen fatsoenlijk antwoord op Likoed hebt houdt dan de eer aan jezelf.