De rechters van het Internationaal Gerechtshof zijn vijftien stoffige lullen, uit vijftien verschillende culturen. Daarom was ik verbaasd dat veertien daarvan in lachen uitbarstten bij een grapje van de Franse advocaat. De vijftiende werd door dit kabaal uit zijn schoonheidsslaapje gewekt.
Dus humor in het Hof mag. Ook rechter Kenneth Keith doorspekte zijn presentatie aan ons – de studenten – met humor. En soms mislukte het, maar hij gaf het niet op. Dus humor in het Hof mag.
In mijn laatste blog schreef ik over het laatste college Moot Court, over de memorial – het geschreven verdedigingsstuk – en de onenigheid over de te gebruiken schrijfstijl. Ik wilde informeel en literair schrijven. Nou ja, niet als een roman, maar ook niet als een tekst uit het conservenblik. Ik wilde niet dat mijn stuk eruit zag zoals Gerry Spence het beschrijft:
“When it comes to plain talk, lawyers are the worst. Most speak and write as if they live in a repository for dead bodies. When they write briefs that some poor trapped judge must read, they fill them with heavy, gray, lifeless, disgustingly boring word gravel —piles of it, tons of it. When I read most briefs I want to scream. I want to throw the brief out the window and jump.”
Ik wilde zeker humor in mijn stuk. Mijn medeauteur was geschokt van mijn taboe aanrakende schending.
Maar ik had ook een ander probleem. Ten eerste zou de nagespeelde rechtszaak worden uitgevoerd alsof voor het Internationaal Gerechtshof. Mijn rechters waren echter niet de vijftien stoffige lullen, maar vier studenten in hun laatste jaar. Als ik grapjes voor studenten zou schrijven, dan zou dat echt niet in zo’n juridisch stuk passen, het zou een echte stijlbreuk zijn. Het alternatief was dat de grap begrepen moest worden door veertien wakkere rechters, uit veertien verschillende culturen.
De poging
Stukken voor een rechtszaak zijn argumentatieve stukken: een rechtszaak is niets anders dan een debat, gevoerd volgens bepaalde argumentatieregels, met twee debaters en scheidsrechters. Hier geldt dezelfde retorische regel als bij toespraken: maak een grap voor insiders, vooral als het publiek moet kiezen tussen jouw argument en van een tegenstander. Bijvoorbeeld als je een toespraak houdt voor een vissersdorp, moet je de grappen relateren aan hun dagelijkse ervaring, hun zware leven, afhankelijk van de wispelturigheid en wreedheid van moeder natuur. Iets dat slechts zij kennen en begrijpen. Als je zo’n ‘insider joke’ maakt, ziet het publiek je als één van hen en dat maakt je argument overtuigender. Dat is natuurlijk zuivere manipulatie. En – vanuit een zuiver argumentatieve techniek bekeken – is het een drogreden; want de argumenten zijn slechts geldig als ze overtuigend zijn voor een neutraal publiek, emotieloos en belangenloos.
Welke erfenis zouden veertien wakkere rechters, uit verschillende culturen, met elkaar delen? Wat dit soort internationale juristen met elkaar gemeen heeft, is passie voor geschiedenis. Het koloniale tijdperk heeft veel stof in het internationaal recht doen opwaaien. Ook onze rechtszaak was een nalatenschap van dit tijdperk. Tijdens de dekolonisatie heeft Groot Brittannië slechts een gedeelte van Mauritius onafhankelijk laten worden en pikte de Chagos-archipel voor zichzelf in, omdat een Amerikaanse admiraal Diego Garcia op een wereldkaart keek en riep: “I want that island!” De Britten riepen niet alleen ‘Yes Sir’, maar deporteerden ook alle mensen, om plaats te maken voor bommenwerpers en onderzeeërs.
Dat was een schending van internationaal recht, want het is verboden voor koloniale machten om stukjes uit landen te rukken en voor zichzelf te behouden. Laat staan dat de deportaties schendingen van mensenrechten zijn. Dit was niet honderden jaren geleden, maar gewoon in 1965, toen je als staat al niet meer alles met mensen mocht doen.
Deze tragedie van de mensen op Mauritius en Diego Garcia was niet de eerste op die eilanden.
De Chagossians zijn nakomelingen van slaven ontvoerd over de hele wereld en naar een bar eiland verscheept. En niet zomaar slaven, maar slaven met lepra, ongewenst en verbannen van Mauritius naar plantages op eilandjes 2000 kilometer verderop. Zo konden ze tenminste niet terug zwemmen en anderen aanraken.
Mauritius dankt haar naam aan Wybrand van Warwijck, die een heel eiland naar prins Maurits doopte. Wat zou er gebeurd zijn als de Sovjet-Unie Nederland had veroverd en omgetoverd in Stalinsoord? Dat is net zoiets als een vrouw met opzet verkrachten en zwanger maken; haar kind, haar schat, zal haar voor de rest van haar leven herinneren aan je misdaad.
De tragedie stopt niet hier, want toen de VOC haar ankers op Mauritius liet zakken, was het een ongerept natuurgebied. Hier leefde de Dodo, een vogel zonder natuurlijke vijanden. Naïef liet de Dodo zich aanraken door de mens, de onnatuurlijke vijand. In 1690 was de Dodo uitgestorven en een paar jaar later trokken de aanrakers verder, naar interessantere oorden.
Dus de Dodo was het uitstekende symbool van een tijdperk en ik durfde te wedden dat die veertien stoffige rechters dit verhaal zouden kennen. Nou wilde ik met mijn grap ook de Nederlanders een beetje in de maling nemen, de tragiek met humor vermengen. Ik wilde iets absurdistisch, in de stijl van Boris Vian (Het schuim der dagen), Samuel Becket, Franz Kafka, Eugène Ionesco, gemengd met George Orwell en de film Brazil van Terry Gilliam. En gaf de geschiedenis als volgt weer:
“The Dutch came; tagged Mauritius after their prince Maurice in 1598, they touched the Dodo and, when they finished the touching, they left.”
Als je de humor van deze tekst niet begrijpt, ben je niet de enige. Ik heb het aan verschillende mensen opgestuurd en niemand begreep het. Behalve mijn vriendin. Nou ja, daarom is ze mijn vriendin: om mijn grapjes te begrijpen.
De deadline van de memorial kwam en ik had al meer dan duizend woorden teveel. Ik geraakte aan mijn Dodo en hij kon terug in het niets.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Ik weet niet of ik de humor in je tekst begrijp maar grappig vind ik hem niet. Een beetje een dododoener. Vergeef mijn typo. Maar ik moet zeggen dat ik niet verbaasd zou zijn als die stoffige lullen er wel om kunnen lachen.
“50 lullen?”.
En hoeveel dames komen daar nog bij?
Begreep je vriendin ook waar al die vreemde namen op duiden?
Het maakt je bijdrage wel interessant!
Da’s wel even lachen, ja. Een heel verhaal dat uitmondt in een lullig zinnetje.
xxx