Een goede debater is een buldog. Hij bijt zich vast in een tennisbal en laat hem nooit meer los. De bal is de stelling in het debat. De ene buldog probeert de bal te beschermen en de opponent wil juist de bal verscheuren. Als ze niet op de bal spelen, zijn ze aan het drogredeneren. Nou hebben VVD’ers Han ten Broeke en Frits Bolkestein zich in het Palestinadebat geworpen, maar ze raken de bal nauwelijks.
Het zelfbeschikkingsrecht
In volkenrecht bestaan er slechts twee mogelijkheden: een gebied is onderdeel van een staat of niet. Binnen een staat heeft het volk het recht op zelfbeschikking. Dit betekent twee dingen: het volk is vrij van buitenlandse inmenging en heeft het recht om de beslissingen binnen de staat te nemen.
Ook als het gebied niet onder een staat valt, heeft het volk zelfbeschikkingsrecht. Het volk beslist de toekomst van het territorium en daarom mogen bezetters de etnische samenstelling niet veranderen. Het volk heeft recht op een eigen staat, of zich aan te sluiten bij een andere staat.
Wat is een volk? Een ‘volk’ in volkenrecht is iets anders dan in sociologie: het is de totale bevolking van een gebied, inclusief de minderheden. Dus het volk is de baas, zowel binnen staten als in de territoria daarbuiten. Zo simpel is het.
Palestijnen hebben het recht op de bezette gebieden
Gaza en de Westelijke Jordaanoever zijn geen onderdeel van een staat. Israël heeft zich in een kleiner gebied onafhankelijk verklaard. Tijdens de oorlog van 1967 heeft zij ook de Westelijke Jordaanoever militair bezet. Staten kunnen geen extra grond met wapens bemachtigen, ook niet uit zelfverdediging (anders zou Koeweit nu het recht op Irak hebben en Irak op de VS). Israël heeft dit gebied nooit geannexeerd. Zij poogde wel Jeruzalem en de Golanhoogten te annexeren, maar geen enkele staat heeft de annexatie erkend.
Wat zijn de stellingen?
Dus het Palestinadebat heeft twee hoofdvragen. Ten eerste, hebben de Palestijnen recht op een staat? Zo ja, waar moet die staat liggen en hoe groot moet hij zijn? Ten tweede, hebben de Palestijnse vluchtelingen het recht om terug te gaan naar Israël?
De eerste vraag is de belangrijkste. Als het antwoord ‘ja’ is, hebben we een substelling: de vraag of andere staten juridische plichten hebben tegenover de Palestijnen. Moeten staten bijvoorbeeld zorgen dat zij de bezetting niet in stand houden? Dertien Nederlandse hoogleraren internationaal recht beantwoordden deze vraag met ‘ja’ in een brief aan Frans Timmermans op 4 december 2013:
‘Het staat buiten kijf dat het Israëlische nederzettingenbeleid een continue schending van ook voor Nederland geldend internationaal recht vormt, zoals vastgesteld door de VN-Veiligheidsraad. De nederzettingen maken inbreuk op het recht op zelfbeschikking van de Palestijnen, een recht dat, zoals het Internationaal Gerechtshof in Den Haag in 2004 heeft bevestigd, erga omnes is en dus bindende verplichtingen voor álle landen behelst… De Nederlandse regering is volkenrechtelijk verplicht om bij te dragen aan de verwezenlijking van het Palestijns erga omnes recht op zelf-beschikking en om het Israëlische nederzettingenbeleid niet te faciliteren.’
Dus de Nederlandse staat is juridisch verplicht om te zorgen dat geen Nederlands geld het Palestijnse recht op zelfbeschikking frustreert. Maar de regering kijkt de kat uit de boom en verbiedt bedrijven niet in de bezette gebieden te investeren, maar doet slechts aan een vage ‘ontmoediging’.
PGGM, Vitens en Haskoning pasten hun investeringen aan en liepen vooruit op de wetgeving. Misschien ook als gevolg van een nieuwe trend om bedrijven aansprakelijk te stellen voor medeplichtigheid aan mensenrechtenschendingen.
Han ten Broeke leidt af
Ten Broeke reageert op de ontstane commotie, op TPO. Maar hij geeft geen enkel antwoord op de relevante vraag van het debat: moet Nederland bedrijven verbieden om in de bezette gebieden te investeren?
Ten Broeke pleegt eerst een retorische truc. Hij valt de twee debatterende groepen aan en beschouwt hen als verblinde zeloten, die slechts op emotie handelen. Dus Ten Broeke bijt de man, niet de bal. En hiermee schept hij de schijn van objectieve neutrale arbiter en probeert hij vertrouwen bij de lezer te wekken. Hij pompt kunstmatig zijn ethos op, om termen uit argumentatieleer te gebruiken.
Maar is Ten Broeke dé neutrale arbiter? Tijdens de laatste grote Israëlische aanval op Gaza in 2012, organiseerde hij een speciale vergadering met de defensiewoordvoerders, met als spreker Amichai Magen, lid van de World Jewish Diplomatic Corps of the World Jewish Congress.
Magen is voor mij onsympathiek, want ik ben een voorstander van volkenrecht, terwijl hij volkenrecht ontkent. Hij zegt dat de Palestijnen, NGO’s en rechtsgeleerden volkenrecht als oorlogswapen tegen Israël gebruiken. Dus hij ziet de bovenste brief van de elf rechtsgeleerden niet als een rationeel argument, dat je op zijn merites moet behoordelen, maar slechts als een aanval op Israël. Deze drogreden is een red herring, want het is geen antwoord op de vraag of het argument goed is.
Het is dus inconsequent van Ten Broeke om pro-Israëlische lobbyisten te verfoeien in zijn stuk en tegelijkertijd één daarvan als deskundige aan de Kamer te verkopen.
Hij ontwijkt de bal ook in de rest van zijn stuk. Want hij geeft nergens een argument pro of contra de stelling dat Nederland bedrijven wettelijks zou moeten beperken. Hij doet hetzelfde als Israël: tijdrekken totdat de bezette gebieden volgebouwd zijn.
(zie ook Frits Bolkesteins inmenging in Palestina)
Geredigeerd door Pascale Esveld
Jij zegt hier natuurlijk niet dat 2 buldogs om de bal moeten gaan vechten.
Want iedereen weet dat de bal dan wel zeker verscheurd zal gaan worden en dan is alle moeite zeker voor niets geweest.
Maar de aanhef zegt mij dat je het wel bedoelt.