“En waarom erkent Van Agt niet dat de muur tussen Israël en de Palestijnse gebieden Israëlische levens redt?”, vraagt Boekestijn retorisch in de column “Ontaarde regimes”. Deze simpele vraag komt in aanmerking voor drie drogredenen: de post hoc, de red herring en de stroman.
Post hoc ergo propter hoc
Een debater maakt deze denkfout door te veronderstellen dat een gebeurtenis A, die eerder plaatsvindt dan gebeurtenis B, ook de oorzaak van B is. Het staat inderdaad vast dat na het bouwen van de Israëlische barrière, het aantal aanslagen drastisch is afgenomen. Het is maar de vraag of de barrière de oorzaak is van deze daling.
Sjin Bet, de Israëlische Veiligheidsdienst, schreef in een rapport in 2006 dat de daling in 2005 vooral te danken was aan wapenstilstand in de bezette gebieden. De barrière werd niet meer genoemd als de belangrijkste oorzaak, omdat de terroristen manieren hadden gevonden om hem te omzeilen.
“Hamas – the leading terror organization in recent years – has scaled back its engagement in terror. Its focus on the political arena and the preparations for the Palestinian parliamentary elections have limited its active involvement in terror to a large extent…. The reduced number of attacks is also related to the disengagement and the army’s withdrawal from friction points in the Gaza Strip.”
Maar laten we voor de rest van het argument lief zijn en veronderstellen dat de barrière de aanslagen aanzienlijk zou hebben ingedamd.
De stroman
Te zeggen dat de barrière de aanslagen heeft ingedamd is een weerlegging van een argument dat niemand heeft gemaakt, want het argument van de pro-Palestijnse debaters is dat het Israël volstrekt vrij was om een barrière op de groene wapenstilstandslijn van het einde van de 1948-oorlog te bouwen, of westelijk van deze lijn, in Israëlisch territorium.
Er is geen enkele goede rede waarom Israël de barrière niet bijvoorbeeld een paar kilometer binnen haar eigen territorium had gebouwd, dat ook voor een aanzienlijk gedeelte in 1948 is veroverd. De geplande lengte van de barrière is twee keer langer dan van de groene lijn en snoept 12% van het Palestijnse territorium. Boekestijn wist dat dit het argument van Van Agt was:
“Het Internationale Hof van Justitie, ’s werelds hoogste rechter, heeft (op 9 juli 2004) uitgesproken dat Israël dadelijk moet ophouden met het bouwen van die Muur en moet afbreken wat er al staat. Het Hof stelde vast dat Israël wel een barrière mag bouwen op eigen territoir of op de grens met bezet Palestijns land maar niet op bezet gebied.”
Waarom zou Van Agt dan erkennen dat de barrière Israëlische levens redt? Waarom is dat relevant als tegenargument?
De red herring
Te zeggen dat de barrière de aanslagen heeft ingedamd is een afleidingsmanoeuvre. In Internationaal Recht bestaan sommige principes als toets voor een handeling in strijd met de rechten van anderen. De handeling moet bijvoorbeeld noodzakelijk en proportioneel zijn.
Stel je bijvoorbeeld voor dat je een schoolbus met 50 kinderen met hoge snelheid ziet rijden in de richting van een klein kind. Om het kind te redden blaas je de bus met een antitankgranaat op. Als jij het kind op een andere manier had kunnen redden, dan is je handeling niet noodzakelijk. En het is maar de vraag of het proportioneel is om 50 kinderen op te blazen om een ander kind te redden.
Het Internationaal Gerechtshof concludeert in zijn adviesopinie dat het bouwen van de barrière binnen Palestijns territorium noch noodzakelijk, noch proportioneel was:
“To sum up, the Court, from the material available to it, is not convinced that the specific course Israel has chosen for the wall was necessary to attain its security objectives. The wall, along the route chosen, and its associated régime gravely infringe a number of rights of Palestinians residing in the territory occupied by Israel, and the infringements resulting from that route cannot be justified by military exigencies or by the requirements of national security or public order. The construction of such a wall accordingly constitutes breaches by Israel of various of its obligations under the applicable international humanitarian law and human rights instruments.”[1]
Over welke schendingen praat het Hof hier? De barrière schendt ten eerste het Palestijnse recht op zelfbeschikking, vastgesteld in ICCPR. Ondanks de Israëlische verzekering dat de barrière slechts tijdelijk is, hoe langer de barrière blijft, hoe sterker zij in het voordeel van Israël werkt tijdens onderhandelingen. Achter de barrière kan Israël nederzettingen bouwen, die, afhankelijk van het aantal jaar dat ze bestaan, steeds meer historische rechten opbouwen. Want in Internationaal Recht telt de lengte van een vreedzame situatie als rente op de rechten van de inwoners van een gebied. Hoe langer je ergens woont, hoe meer rechten je daar krijgt.
En de wereld vindt het nu eenmaal zielig om mensen te verdrijven, ongeacht de onrechtmatigheid van hun kolonisatie. Iedereen herinnert zich de zielige films toen de kolonisten in Gaza moesten verhuizen. Dat wekt medelijden en tegenstand, maar wel ten nadelen van de rechten van de Palestijnen.
De barrière schendt het Palestijnse recht op zelfbeschikking echter ook door het feit dat Palestijnen belemmerd worden om te doen wat ze willen op hun territorium.
De barrière schendt andere rechten vastgesteld in ICCPR, ICESCR, oorlogrecht en Het Verdrag inzake de rechten van het kind. Bijvoorbeeld de barrière belemmert het genieten van het recht op werk, gezondheid, onderwijs en levensstandaard. Het totaal van de negatieve gevolgen voor de Palestijnen maakt de barrière disproportioneel, vooral als je denkt dat het aantal Israëlische slachtoffers van aanslagen gelijk was aan het aantal verkeersslachtoffers.
Ik zie het aankomen. De pro-Israëlische debaters proberen soms de ICJ-uitspraak met ad hominems te diskwalificeren, door de rechters als een zooitje corrupte derdewereld-ambtenaren te beschouwen. Dit is onjuist, maar laten we dat nu niet behandelen en slechts kijken naar wat een aantal van de Westerse rechters in hun separate opinies heeft verteld.
De Nederlandse rechter Peter Kooijmans vertelde het volgende:
“The Court finds that the conditions set out in the qualifying clauses in the applicable humanitarian law and human rights conventions have not been met and that the measures taken by Israel cannot be justified by military exigencies or by requirements of national security or public order… I agree with that finding…. And in my view it is of decisive importance that, even if the construction of the wall and its associated régime could be justified as measures necessary to protect the legitimate rights of Israeli citizens, these measures would not pass the proportionality test. The route chosen for the construction of the wall and the ensuing disturbing consequences for the inhabitants of the Occupied Palestinian Territory are manifestly disproportionate to interests which Israel seeks to protect, as seems to be recognized also in recent decisions of the Israeli Supreme Court.”[2]
De Britse dame Rosalyn Higgins en latere president van ICJ schreef:
“Second, even if it were an act of self-defence, properly so called, it would need to be justified as necessary and proportionate. While the wall does seem to have resulted in a diminution on attacks on lsraeli civilians, the necessity and proportionality for the particular route selected, with its attendant hardships for Palestinians uninvolved in these attacks, has not been explained.”[3]
Thomas Buergenthal, de Amerikaanse Joodse rechter en holocaustoverlevende (bij uitstek de person voor pro-Israëlische debaters die altijd gelijk heeft), heeft het onderstaande gezegd, ondanks het feit dat hij als de enige rechter tegen alle punten van de beslissing heeft gestemd:
“Paragraph 6 of Article 49 of the Fourth Geneva Convention also does not admit for exceptions on grounds of military or security exigencies. It provides that ‘the Occupying Power shall not deport or transfer parts of its own civilian population into the territory it occupies’. I agree that this provision applies to the Israeli settlements in the West Bank and that their existence violates Article 49, paragraph 6. It follows that the segments of the wall being built by Israel to protect the settlements are ipso facto in violation of international humanitarian law. Moreover, given the demonstrable great hardship to which the affected Palestinian population is being subjected in and around the enclaves created by those segments of the wall, I seriously doubt that the wall would here satisfy the proportionality requirement to qualify as a legitimate measure of self-defence.”[4]
Hij zegt met andere woorden dat de nederzettingen illegaal zijn en de barrière daardoor bij voorbaat illegaal is, ook als de barrière bedoeld is om de belangen van de nederzetters te beschermen.
Hoe komt het dat deze Westerse rechters dit zeggen? Laten we het minst waarschijnlijke veronderstellen dat de Westerse rechters lief voor hun collega’s waren, of niet tegen de meerderheid durfden stemmen, of omgekocht waren door hun collega’s, of bang waren voor de moslim meerderheid in Den Haag, waar het Hof zetelt.
Zelfs als dit het geval zou zijn, kunnen we nog steeds de juridische opinies lezen, ingezonden door verschillende landen, een gebruikelijke manier om het Hof een geïnformeerde beslissing te helpen nemen. Wat schreef bijvoorbeeld Nederland in haar ingezonden juridische standpunt?
Nederland vermeldt dat ze één van de 144 landen was dat pro resolutie ES-10/13 heeft gestemd (4 tegen en 12 onthoudingen). Wat stond in die resolutie?
“’its call upon Israel, the occupying Power, to fully and effectively respect the Geneva Convention relative to the Protection of Civilian Persons in Time of War of 12 August 1949’;
and demanded..:
‘that lsrael stop and reverse the construction of the wall in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, which is in departure of the Armistice Line of 1949 and is in contradiction to relevant provisions of international law’.”
Verder vertelt Nederland dat de E.U. vertegenwoordiger tijdens deze resolutie het volgende heeft gezegd:
“While recognizing Israel’s right to protect its citizens from terrorist attacks, the European Union urges the Government of Israel, in exercising this right, to fully respect international law, in particular human rights and international humanitarian law including the Fourth Geneva Convention and to exert maximum effort to avoid civilian casualties and take no action that aggravates the humanitarian and economic plight of the Palestinian people.”
Nederland concludeert:
“The Netherlands is convinced that the construction of the wall in the Occupied Palestinian Territory, including in and around East Jerusalem, in departure of the Armistice Line of 1949, is in contradiction to relevant provisions of international law.”
In conclusie:
Nou is Boekestijn vrij om het oneens te zijn; met Van Agt, Nederland, E.U., de rest van 114 landen, de Westerse ICJ-rechters, het ICJ, maar zou hij ter ondersteuning geen rationeel geldig en juist argument moeten produceren? Het recht om het met anderen oneens te zijn houdt niet in dat je alle mogelijke drogredenen mag gebruiken, zoals de post hoc, red herring en de stroman. Niemand verplicht hem om drogredenen te gebruiken, zoals niemand Israël verplicht de barrière op Palestijns territorium te bouwen.
Geredigeerd door Pascale Esveld
[1] International Court of Justice, Legal Consequences of the Construction of a Wall in the Occupied Palestinian Territory. Advisory Opinion of 9 July 2004, para. 137
[2] International Court of Justice (Separate Opinion of Judge Kooijmans), Legal Consequences of the Construction of a Wall in the Occupied Palestinian Territory. Advisory Opinion of 9 July 2004, para. 34
[3] International Court of Justice (Separate Opinion of Judge Higgins), Legal Consequences of the Construction of a Wall in the Occupied Palestinian Territory. Advisory Opinion of 9 July 2004, para. 35
[4] International Court of Justice (Declaration of Judge Buergenthal), Legal Consequences of the Construction of a Wall in the Occupied Palestinian Territory. Advisory Opinion of 9 July 2004, para. 9
Gezien alle blokkades van Mihai lijkt zijn oproep tot reacties nogal hypocriet.
Het doet denken aan de westerse hang naar democratie, alleen als dat pro westerse regimes produceert.
Eens kijken of het deze keer lukt.
Het kan natuurlijk best zijn dat de landsteelmuur joodse levens redt.
Het lijkt me ook dat Van Agt reëel genoeg is om dat te erkennen.
Joden hadden altijd al de neiging zich in ghetto’s terug te trekken, in tegenstelling tot de gangbare mening waren die er ook in Islamitisch Spanje, waar ze niet verplicht waren.
Overigens was het vroeger gebruikelijk dat bepaalde groeperingen hun eigen wijken hadden, in een Frans stadje in de Provence kon je dat een jaar of twintig geleden nog zien, hoe elke wijk een afsluitbare enige ingang had gehad.
Het lijkt me trouwens niet dat Arend Jan een denkfout maakt, daar is hij gewoon te dom voor.
Hij is het eerste kamerlid, voor zo ver mij bekend, dat moest opstappen vanwege geklets over gesprekken met hare majesteit.
Tegen domheid strijden zelfs de goden vergeefs, dat is meen ik ook van Schopenhauer, die verder schreef dat geschiedenis de hoer van de politiek is.
Hoeren zijn meestal niet al te slim, zo aantrekkelijk is het beroep nu ook weer niet.
Waarom er zoveel aandacht aan deze domoor wordt besteed ontgaat me, van zijn soort zijn er zoveel, b.v. z’n echtgenote Amanda.
Dit soort aandacht haalt niet veel uit, zoals Solsjenytsyn ook berustend opmerkte in één van z’n laatste interviews.
Je kunt heel veel mensen heel veel wijs maken, zo is de heilige drieëenheid, ondanks debat daarover sinds de 4e eeuw CE, nog steeds in gebruik.
Veranderingen in de wereld gaan niet via intellectuele ideeën, vrees ik, zo behoor ik tot diegenen die de Franse revolutie, die van 1789, als die er ooit geweest is in de zin dat het volk aan de macht kwam, toeschrijft aan de Little Ice Age van 1785 tot 1789.
En zo zal het ontbreken van huisvesting, vrijheid, eten, medische zorg, etc., in de Palestijnse vluchtelingenkampen en het concentratiekamp Gaza ook wel de reden zijn voor het voortgaande verzet tegen Israel.
Le Roy Ladurie, ‘Histoire du climat depuis l’an mil’, Paris 1983