Sarah Dobbe, Tweede Kamerlid voor de SP, vroeg in Kamervragen of de regering de Israëlische nederzettingenpolitiek als oorlogsmisdaad beschouwt, zoals bepaald door het Internationaal Strafhof. De regering ontweek echter de vraag en stelde slechts dat de nederzettingen illegaal zijn. Dit is opmerkelijk, want in februari verklaarde Nederland tegenover het Internationaal Gerechtshof nog dat de nederzettingen volgens het internationaal recht inderdaad als oorlogsmisdaden gelden.
Om te begrijpen waarom de nederzettingen als oorlogsmisdaden worden beschouwd, is het belangrijk te weten hoe internationaal recht tot stand komt. Staten creëren internationaal recht voornamelijk via verdragen en gewoonterecht. Verdragen zijn bindend en leggen specifieke verplichtingen op, vergelijkbaar met contracten.
De Commissie voor Internationaal Recht (ILC)
De VN richtte in 1947 de ILC op om bestaande volkenrechtelijke regels te identificeren en nieuwe regels voor te stellen. In 1991 ontwikkelde de ILC een conceptversie van de “Code voor Misdaden tegen de Vrede en Veiligheid van de Mensheid”. Deze code beïnvloedde later het Statuut van Rome. De ILC beschouwde de “vestiging van kolonisten in bezet gebied en wijzigingen in de demografische samenstelling,” als een ernstige oorlogsmisdaad. De Commissie merkte op dat dergelijke handelingen annexatie kunnen impliceren en zelfs de ernst van genocide kunnen benaderen (het is verboden om bezet gebied te annexeren).
De Vierde Geneefse Conventie (GCIV)
De Vierde Geneefse Conventie, een verdrag uit 1949 dat burgers tijdens oorlog beschermt, is de basis waarop Nederland de Israëlische nederzettingen beoordeelt. Artikel 49(6) van de conventie verbiedt het overbrengen van de eigen burgerbevolking naar bezet gebied. Dergelijke handelingen worden beschouwd als ernstige schendingen van het internationaal recht en kunnen worden gekwalificeerd als oorlogsmisdaden. Dit artikel was bedoeld om praktijken zoals de gedwongen ‘germanisering’ van Oost-Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog te voorkomen. Internationale organisaties, waaronder het Rode Kruis en het Internationaal Gerechtshof, hebben meermaals verklaard dat de Israëlische nederzettingen een schending van artikel 49 vormen. Ook VN-resoluties van de Veiligheidsraad en de Algemene Vergadering bevestigen dit.
Het Statuut van Rome
Het Statuut van Rome, waarin de regels van het Internationaal Strafhof (ICC) zijn vastgelegd, stelt expliciet dat het overbrengen van burgers naar bezet gebied een ernstige oorlogsmisdaad is. Daarom werd Israël geen lid van het ICC. Fatou Bensouda, voormalig aanklaagster van het ICC, verklaarde in haar voorlopige onderzoeksrapport uit 2015 dat opeenvolgende Israëlische regeringen direct betrokken waren bij de planning en uitvoering van nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Deze nederzettingen werden ondersteund door een zorgvuldig ontworpen netwerk van beleidsmaatregelen en prikkels om migratie te stimuleren. Dit bood volgens haar voldoende aanleiding om de nederzettingen als oorlogsmisdaden te vervolgen.
De Nederlandse Wet Internationale Misdrijven (WIM)
De WIM implementeert de regels van het Statuut van Rome in de Nederlandse wetgeving. Dit betekent dat Nederland dezelfde oorlogsmisdaden vervolgt als het ICC, inclusief het overbrengen van burgers naar bezet gebied. De wet beschouwt dit als een ernstige oorlogsmisdaad, waarop levenslange gevangenisstraf of een boete van de hoogste categorie staat.
Gewoonterecht
Gewoonterecht ontstaat wanneer staten consistent handelen vanuit de overtuiging dat dit verplicht is. Regel 130 van het internationaal gewoonterecht verbiedt het overbrengen van burgers naar bezet gebied. Het Rode Kruis concludeerde dat veel landen deze daad als een misdrijf beschouwen, wat blijkt uit hun wetgeving en militaire reglementen, waaronder die van de VS, Groot-Brittannië, Zweden, Zwitserland, Duitsland en Canada. Ook de Nederlandse Militaire Handleiding beschouwt deze praktijk als een oorlogsmisdaad.
Conclusie
Het kabinet kan de vraag of de Israëlische nederzettingen oorlogsmisdaden zijn niet blijven ontwijken. Door de nederzettingen illegaal te noemen, erkent de regering impliciet dat ze volgens het internationaal recht ook als oorlogsmisdaden kunnen worden gekwalificeerd. De regering moet haar eigen eerdere verklaringen en de internationale verplichtingen serieus nemen.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Be First to Comment