Gisteren heb ik aangetoond dat het argument van Emanuel Rutten ook gebruikt kan worden om te ‘bewijzen’ dat alles een natuurlijke oorzaak heeft. En Emanuel heeft geen goede verdediging voor zijn argument geproduceerd. Kijk eerst naar zijn argument:
Rutten’s godsbewijs
Premisse 1: Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar.
Premisse 2: De propositie ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onkenbaar.
Conclusie 1: ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onwaar.
Conclusie 2: Het is noodzakelijk waar dat God bestaat.
Men kan in dit argument ‘God’ met ‘NO’ vervangen. De NO Staat voor Natuurlijke Oorzaak. Het is onmogelijk te weten dat er geen natuurlijke oorzaak is voor al het bestaan. Immers, zelfs als een Wezen alles heeft geschapen, het is voor dit Wezen onmogelijk te weten dat er geen natuurlijke oorzaak hem of haar heeft veroorzaakt. En als het onmogelijk te weten is, dan betekent dat er een natuurlijke oorzaak bestaat voor alles.
Premisse 1: Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar.
Premisse 2: De propositie ‘De NO bestaat niet’ is noodzakelijk onkenbaar.
Conclusie 1: ‘De NO bestaat niet’ is noodzakelijk onwaar.
Conclusie 2: Het is noodzakelijk waar dat de NO bestaat.
Emanuel reageerde op mijn blog als volgt:
“Zo is het bijvoorbeeld helemaal niet onmogelijk om te weten dat NO niet bestaat. In een mogelijke wereld waarin God bestaat en God weet God te zijn, dus de persoonlijke eerste oorzaak van de wereld, weet God dat NO niet bestaat. Er kan immers maar één eerste oorzaak zijn (dit volgt uit de definitie van eerste oorzaak) en als God dat is dan is er dus geen NO.”
Maar deze reactie is in strijd met Emanuel’s voorwaarden voor kennis. In zijn Openingstoespraak ‘Debat Godsargument’ schrijft hij namelijk:
“Er zijn vier kandidaten voor de wijze waarop iemand zou kunnen weten dat God niet bestaat. De eerste is te laten zien dat het begrip God contradictoir is. Er is echter op geen enkele wijze een logische tegenspraak af te leiden uit de idee van een persoonlijke eerste oorzaak. De tweede is het hebben van de intuïtie dat God niet bestaat. Echter, de uitspraak dat God niet bestaat is zeker niet zelfevident. De derde manier is niet-corrigeerbare empirische ervaring. Dit is echter ook niet mogelijk omdat we middels empirische ervaring, hoe dwingend en verstrekkend ook, nooit kunnen uitsluiten dat God bestaat. De vierde manier betreft een onfeilbare getuigenis. Echter, geen enkele getuige, hoe betrouwbaar ook, kan iemand in een zekere positie brengen ten aanzien van het niet bestaan van God. Kortom, het is inderdaad onmogelijk om te weten dat God niet bestaat.”
Er zijn dus volgens Manuel slechts vier manieren om iets te kennen:
(1) contradictie in het concept zelf;
(2) intuïtie;
(3) niet-corrigeerbare empirische ervaring;
(4) onfeilbare getuigenis.
Dit betekent dat elke mogelijke kenner in elke mogelijke wereld slechts op deze vier manieren onfeilbare kennis kan hebben. Dat betekent dat elke mogelijke kenner – die gelooft dat hij God is – slechts op één van deze vier manieren kan weten dat hij God is en dat hij niet door een natuurlijke oorzaak is ontstaan. Laten we dus deze vier manieren behandelen:
Contradictie in het concept zelf:
Er is geen logische tegenspraak dat er een eerdere natuurlijke oorzaak zou kunnen bestaan. Immers, zonder te veronderstellen dat je de eerste oorzaak bent, kan je als persoon niet weten dat je de eerste oorzaak bent.
Intuïtie:
Een persoon kan geen intuïtie hebben dat er geen eerdere oorzaak bestaat, want het is niet zelfevident dat er geen eerdere oorzaak bestaat. Sterker nog, als een bepaalde kenner in staat zou zijn om via intuïtie te weten dat er geen andere oorzaak is, dan is het ook voor een kenner mogelijk om via intuïtie te weten dat er geen God bestaat.
Onfeilbare Getuigenis:
Er is ook geen onfeilbare getuigenis dat er geen eerdere oorzaak bestaat.
Empirische Ervaring:
Het is ook niet mogelijk voor een persoon via empirische ervaring te weten dat er geen eerdere oorzaak bestaat, omdat we middels empirische ervaring, hoe dwingend en verstrekkend ook, nooit kunnen uitsluiten dat er geen eerdere oorzaak bestaat.
Discussie
Emanuel kan niet zomaar een wereld als mogelijk achten als deze wereld zijn eigen criteria voor onfeilbare kennis schendt. Volgens deze criteria voor kennis moeten we concluderen dat het onmogelijk is te weten dat er geen eerdere oorzaak bestaat – voor elke mogelijke kenner in elke mogelijke wereld. Volgens de eerste premisse van Emanuel, als een bewering onmogelijk is te verifiëren dan is deze stelling vals. Dus de stelling “er is geen eerdere oorzaak dan ik” is onverifieerbaar, dus vals. Emanuel zou moeten accepteren dat er eerdere oorzaak noodzakelijk bestaat.
Hetzelfde geldt voor de stelling dat er geen Eerste Natuurlijke Oorzaak bestaat. Deze stelling is voor geen enkele kenner te verifiëren.
Dit betekent dat volgens Emanuel’s manier van argumenteren, kunnen we tot twee verschillende conclusies komen, dat God de eerste oorzaak is van de wereld, maar ook dat er een natuurlijke oorzaak voor alles bestaat. Emanuel’s argument is dus geen reden om eerder theist te zijn dan atheïst.
Bovendien, Emanuel beweert dat er een mogelijke wereld bestaat waar een mogelijke kenner kan weten dat er geen eerdere oorzaak bestaat dan zichzelf. Het volgt hieruit dat er een mogelijke wereld bestaat waar een kenner kan weten dat er geen eerdere oorzaak is dan X. Als deze wereld mogelijk is, dan is er dus een mogelijke kenner die kan weten dat er geen God bestaat. In dit geval is de tweede premisse van Emanuel vals.
Dus als we dezelfde criteria hanteren als Emanuel, dan is ten minste één van zijn premissen vals.
Wat mij betreft is de eerste premisse vals. Want als een stelling onmogelijk te verifiëren is, het volgt daaruit niet dat de stelling vals is. Neem bijvoorbeeld de eerste premisse van Emanuel: “Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar.” Deze premisse is zelf onmogelijk te verifiëren. Dus, als deze premisse waar is, dan is deze premisse ook bij voorbaat vals. Het is dus een zelfweerleggende premisse: een contradictie. Trouwens, ook de tweede premisse is onverifieerbaar, dus vals volgens de eerste premisse.
Zie ook:
Emanuel Rutten en het godsbewijs (10)
Zie ook mijn vorige blogs hierover.
Geredigeerd door Pascale Esveld
Beste Mihai,
Net zoals jouw acht voorgaande objecties is ook deze objectie niet succesvol. Dat God in die mogelijke werelden waarin God bestaat zich als de absolute zijnsgrond van de werkelijkheid in een unieke epistemische positie bevindt, en dat het daarom wel degelijk in elk geval metafysisch mogelijk is dat God weet God te zijn, heb ik al veel vaker opgemerkt. Zie bijvoorbeeld mijn weerlegging van objectie #8 en voetnoot 15 in mijn Engelstalig artikel. Verder beweer je dat de eerste premisse van mijn argument onkenbaar is en daarom volgens zichzelf onwaar. Echter, in die mogelijke werelden waarin God bestaat is God de oorsprong en grond van alles wat is. God is de bron van het zijn als zodanig en daarom verkeert God als geen ander in de positie om kennis te hebben over de aard van het zijn. Maar dan is het juist wel metafysisch mogelijk dat God bijvoorbeeld weet dat de wereld intelligibel is, dat er een hechte parallellie bestaat tussen denken en zijn, dat ‘zijn’ en ‘kenbaar zijn’ extentioneel samenvallen. Er ontstaat ook hier dus geen probleem voor mijn argument. Overigens, ik benadruk het nog maar eens, het is zeker niet zo dat ik meen dat wij de eerste premisse cartesiaans zeker weten. Natuurlijk niet. Zie in dit verband ook bladzijde 6 van mijn VU Debat openingsvoordracht.
Groet,
Emanuel
“Echter, in die mogelijke werelden waarin God bestaat is God de oorsprong en grond van alles wat is. God is de bron van het zijn als zodanig en daarom verkeert God als geen ander in de positie om kennis te hebben over de aard van het zijn.”
@Emanuel
Je hebt niet met zoveel woorden gespecificeert wat de voldoende en noodzakelijke condities zijn van het metafysische-zijnsbron-zijn. Mijn intuitie is dat de stand van zaken dat er (in iedere mogelijke wereld) geen ware contradictie bestaat, een aspect van de aard van het zijn is, dat gegrond moet zijn in die metafysische zijnsbron.
Maar doordat deze stand van zaken gegrond is in jouw klassiek logische restrictie van mogelijke werelden, kan het niet gegrond zijn in iets dat binnen die restrictie bestaat. Met andere woorden, ik ben er nog niet van overtuigd dat een persoonlijke eerste oorzaak in een mogelijke wereld een kandidaat is voor de titel ‘metapfysische zijnsgrond’.
@ Emanuel
Zoals je vorige verdedigingen is ook deze een petitio principii. Voetnoot 15 noch je weerlegging van punt #8 bewijzen dat God in staat zou zijn om te weten dat er geen voorafgaande oorzaak bestaat, die hem zou hebben veroorzaakt.
Verder bestaat er geen enkele mogelijke wereld waar God weet dat premisse 1 waar is. Want hij moet onkenbare proposities kennen. En dat is een contradictie.
Ik begrijp wel dat je die restrictie ziet als voorwaarde voor het doen van metaphysica, en dat acceptatie van een noodzakelijk intelligibele werkelijkheid deel uitmaakt van de constraints waarbinnen je argument toepasbaar is en erover gediscusseerd kan worden; maar mijn acceptatie ervan – for argument’s sake – impliceert toch nog niet dat het gegrond is in een persoonlijke eerste oorzaak?
Echter, in die mogelijke werelden waarin God bestaat is God de oorsprong en grond van alles wat is. God is de bron van het zijn als zodanig en daarom verkeert God als geen ander in de positie om kennis te hebben over de aard van het zijn. Maar dan is het juist wel metafysisch mogelijk dat God bijvoorbeeld weet dat de wereld intelligibel is, dat er een hechte parallellie bestaat tussen denken en zijn, dat ‘zijn’ en ‘kenbaar zijn’ extentioneel samenvallen. Er ontstaat ook hier dus geen probleem voor mijn argument.
En als wij nu afspreken dat metafysica niet bestaat en ik op grond van een geloof beweer dat ik God ben en een parallellie ken met de geschriften van Satre. Gelooft u mij dan nog?
“Verder beweer je dat de eerste premisse van mijn argument onkenbaar is en daarom volgens zichzelf onwaar. Echter, in die mogelijke werelden waarin God bestaat is God de oorsprong en grond van alles wat is.”
Dit geldt alleen als er mogelijke werelden kunnen zijn waarin God bestaat. Het zou goed kunnen dat dit onmogelijk is. Of is dit al aangetoond?