Skip to content

Bestaat bestaan?

“Reality is that which, when you stop believing in it, doesn’t go away.” -Philip K. Dick-

1 Introductie
Hoe is bestaan in onze gedachten ontstaan? Hoe komt het dat we een begrip van bestaan hebben? Het lijkt me dat we het bestaan niet hebben ontdekt, het is niet zelfevident, en het is geen logische noodzakelijkheid. Hersenonderzoek op mystici laat zien dat het begrip werkelijkheid verbonden is aan de hyperactiviteit van een bepaald hersengebied. Aan de hand van dit onderzoek wil ik vier hypothesen lanceren. De laatste hypothese krijgt van mij de voorkeur bij mijn zoektocht. Het is de hypothese dat het begrip “werkelijkheid”, en daarmee “bestaan”, iets met mentale concentratie en met gedrag te maken heeft. Als we op een voorwerp concentreren hebben het gevoel dat het bestaat. Dit gevoel is volgens mij een gedragsvorm, een neiging die we hebben, een intuïtie. We zien dit gevoel niet meer als iets van onszelf afkomstig, maar we kennen het aan de voorwerpen toe.

2 Is bestaan een ontdekking? (1e hypothese)
We kennen bepaalde dingen als werkelijkheid omdat we ze empirisch ontdekken of omdat we rationeel tot de conclusie komen dat ze werkelijk zijn. Is het “bestaan” echter een eigenschap van de dingen, een eigenschap die we hebben ontdekt of via rationele redeneringen hebben bedacht? Denk ik niet.

Men praat in het Westen over het bestaan sinds de vroegste natuurfilosofen. Niemand heeft echter het “bestaan” waargenomen in een ding of in een ander.

We nemen allerlei eigenschappen van de dingen waar, zoals vorm, kleur etc. maar we nemen geen enkele eigenschap met de naam “bestaan” waar. Niemand heeft het tot nu toe op een of andere manier gemeten. Dus het bestaan is niet iets dat we empirisch hebben ontdekt. We hebben het bestaan niet in onze natuurlijke omgeving direct of indirect waargenomen.

Het bestaan als eigenschap is ook niet zelfevident. In onze contacten met de dingen houden we het voor een vanzelfsprekendheid dat ze bestaan. Maar dat er een extra eigenschap, met de naam “bestaan” zou bestaan, is niet zelfevident.

Het is niet iets dat ons meteen kristalhelder voor de geest staat, iets dat we niet kunnen ontkennen. We kunnen ons de dingen inderdaad niet anders voorstellen dan met de eigenschap “bestaan”, maar dat zegt eerder iets over ons voorstellingsvermogen, over de manier waarop we over dingen denken. Het is niet iets dat zelfevident is zoals de wiskunde bijvoorbeeld. Het bestaan is niet zelfevident zoals 2 + 2 = 4.

Er is ook geen logische noodzakelijkheid die ons zou dwingen om te concluderen dat er zoiets als “het bestaan” bestaat. Geen enkele logische redenering leidt tot de conclusie dat bestaan noodzakelijk is.

Dus we hebben “het bestaan” als eigenschap noch empirisch ontdekt, noch rationeel bedacht. Waar komt het begrip “bestaan” vandaan? Laten we eerst iets over de hersenen zeggen, over experimenten die over de werkelijkheid gaan.

3 Mystici en werkelijkheid
Newberg et al. (Newberg, D’Aquili, and Rause 2001) hebben hersenonderzoek gedaan naar mystieke ervaringen. Zij hebben ervaringen van boeddhistische monniken en franciscaanse nonnen, tijdens hun mystieke ervaringen onderzocht. De monniken en de nonnen beschrijven hun mystieke ervaring als een gevoel van tijd- en ruimteloosheid. De grenzen van hun lichaam verdwijnen, ze verliezen hun persoonlijke identiteit en ze worden geabsorbeerd door één compleet, ongedifferentieerd iets. Er is geen verschil meer tussen een boom en een kip en alles is ÉÉN (Parmenides zou zeggen: “I told you so”). En als klap op de vuurpijl melden ze dat deze ervaring als veel werkelijker wordt gevoeld dan de boom/kip ervaring.

De boom/kip ervaring is de dagelijkse ervaring die we tijdens de normale waaktoestand beleven. Deze wordt de baseline ervaring genoemd.

Serieus wetenschappelijk en rationeel onderzoek naar mystieke ervaringen is pas in de laatste jaren populair geworden. Dat is misschien te wijten, denkt Frits Staal (Staal 1975) aan de vooroordelen die in de wetenschap over mystiek bestaan. Mystiek wordt met religie geassocieerd en religie is voor de wetenschap bij voorbaat irrationeel. Mystici zijn gewone gek, hallucineren of vertellen leugens zou de rationele mens op het eerste gezicht denken.

Maar hersenonderzoek toont aan dat in de hersenen van deze mensen bijzondere, waarneembare en meetbare dingen gebeuren, vooral in twee specifieke hersendelen. Één van deze delen, “het oriëntatie-associatie gebied” (OAA) is altijd, zelfs in de slaap, actief. Dit gebied is verantwoordelijk voor ons ruimtelijk en tijdelijk besef. Zonder OAA zouden we niet weten waar onze hand eindigt en de koffiemok begint. Dit hersendeel wordt bijna uitgeschakeld tijdens de meditatie. Het mystieke gevoel van tijd- en ruimteloosheid en eenheid van alles wat bestaat wordt waarschijnlijk door deze uitschakeling mogelijk gemaakt.

Tegelijkertijd is “het attentie-associatie gebied” (AAA) actiever dan normaal. AAA wordt ook verantwoordelijk gehouden voor het concentratievermogen, focus, doelmatig denken en voor de “wil”. Het is best mogelijk, speculeer ik, dat het gevoel van werkelijkheid iets met het vermogen te maken zou kunnen hebben om zich op een voorwerp te concentreren. Het gevoel van de mystici, dat de werkelijkheid van de meditatie werkelijker zou zijn, zou dan het gevolg van hun bijzondere mentale focus kunnen zijn.

Hieruit concludeer ik het volgende: mystici zijn geen leugenaars, ze zijn niet gek en het is mogelijk om een andere werkelijkheid te ervaren met een sterker gevoel van werkelijkheid dan de boom/kip werkelijkheid. Newberg et al. (2002) argumenteren dat de mystieke ervaring ook de eigenschap van de illusies niet heeft. Als we wakker worden uit dromen, drugs of hypnose of ander vormen van illusie, zelfs al waren we tijdens de illusie overtuigd van zijn werkelijkheid, op het moment van het ontwaken, zien we het bedrieglijke karakter ervan en kennen we de illusie geen werkelijkheid toe. Maar na het ontwaken uit de meditatie, beschouwt de deelnemer dat niet als een illusie.

Deze toestand wordt ook achteraf als werkelijker dan de baseline-werkelijkheid beschouwd. Bovendien, het bewustzijn van de mediterende lijkt zich te handhaven tijdens de meditatie, terwijl het bewustzijn tijdens dromen en drugs wordt onderbroken of op een of andere manier verstoord. Baseline-werkelijkheid wordt de werkelijkheid genoemd, die we in een normale waaktoestaand ervaren, of de boom/kip werkelijkheid.

De werking van de bovengenoemde hersendelen suggereert dat tijd, ruimte, onderscheid, identiteit, werkelijkheid en bestaan functies zijn van de hersenen. Ze zijn niet zomaar het resultaat van een rationeel proces, maar intuïties met een biologische basis. Met andere woorden, deze intuïties ontstaan in de hersenen als gevolg van specialisatie van bepaalde hersendelen. Deze intuïties worden in de boom/kip werkelijkheid geprojecteerd. We weten echter niet of deze intuïties de buitenwereld accuraat beschrijven.

Onze waarnemingen zijn in ieder geval constructies van onze hersenen. We zien bijvoorbeeld schaduwen, kleuren, diepte, beweging etc. van voorwerpen. Echter deze elementen volgen verschillende paden in de hersenen en ze worden in verschillende delen van de hersenen verwerkt. Daarna worden ze ergens geassembleerd tot enkelvoudige, homogene gehelen: de voorwerpen.

Newberg en Lee (Newberg and Lee 2005) argumenteren dat we geen criterium hebben om onderscheid te kunnen maken tussen de boom/kip werkelijkheid en de werkelijkheid in mystieke toestand. En als we toch over werkelijkheid praten, concluderen zij dat “reality is ultimately reducible to the vivid sense of reality”

Op zich is dus mijn onderneming paradoxaal, want ik probeer verklaringen te vinden en beschrijvingen te geven terwijl ik beweer dat deze verklaringen en beschrijvingen in de eerste instantie door ons brein op onze ervaring toegepast worden.

4 Begrijpen (2e hypothese)
Is het bestaan iets dat ons brein uit de zintuiglijke prikkelingen distilleert? Het is mogelijk dat via evolutie bepaalde gedeelten van het brein zich gespecialiseerd hebben in het herkennen van tijd, ruimte en bestaan in de zintuiglijke prikkelingen. Misschien bestaan ruimte, tijd in de werkelijkheid en is het bestaan alsnog een verborgen eigenschap van de dingen. We zouden het bestaan niet via de gewone zintuigen waarnemen, maar met een gedeelte van het brein, een orgaan dat snapt dat het bestaan in de werkelijkheid bestaat.

5 Superzintuigen (3e hypothese)
Stel nu dat we een soort speciale zintuig(en) hebben die directe toegang tot de werkelijkheid heeft. In mystieke toestand zijn andere hersenfuncties uitgeschakeld, zoals de normale zintuigen etc. Op dat moment zou een soort gespecialiseerde “orgaan” de werkelijkheid op zijn best waar kunnen nemen.
Misschien staat ons brein op een of andere manier in direct contact met de werkelijkheid. De werkelijkheid is immers overal, dus ook in het brein. Het brein heeft ook op andere gebieden de neiging om naar zichzelf te kijken, dus om reflexief te zijn. Misschien herkent het brein, door zichzelf waar te nemen, een eigenschap die bestaan heet.

6 De Vleesmolen (4e hypothese)
De sympathiekste hypothese is voor mij die van de vleesmolenmachine. Ons brein voegt bepaalde dingen aan de zintuiglijke prikkelingen toe. Neem bijvoorbeeld de secundaire eigenschappen van de dingen, zoals kleur en smaak. In werkelijkheid bestaat er geen roodheid of bitterheid. Deze eigenschappen zijn de manier waarop het brein de zintuiglijke prikkelingen verwerkt.

Een ander voorbeeld. Wij nemen de dingen als solide en vol waar. Moderne natuurwetenschappers menen echter dat de dingen meer uit lege ruimte bestaan dan uit materie.

Nog een voorbeeld: de moederliefde. Moederliefde bestaat in werkelijkheid niet. Toch gedraagt de mens zich alsof moederliefde zou bestaan. Dit gedrag garandeert echter dat kinderen een betere overlevingskans hebben.

De extra eigenschappen, die het brein aan de zintuiglijke prikkelingen toevoegt, beschouw ik als een vorm van gedrag. Het gedrag van het brein is om roodheid aan de zintuiglijke prikkelingen toe te voegen.

Het begrip bestaan is in de vleesmolenhypothese een soort gedrag en is ontstaan uit twee evolutionaire behoeftes:

6.1 Terugvinden van voorwerpen
De eerste behoefte is om het gevoel te behouden dat de dingen blijven bestaan, ook nadat ze uit onze gezichtsveld zijn verdwenen. Voor heel jonge baby’s zijn de dingen die achter een scherm verdwijnen ook uit de werkelijkheid verdwenen. Een aantal maanden na de geboorte ontstaat er in het kind het gedrag dat van de waargenomen voorwerpen een bepaalde persistentie verwacht, zelfs als ze uit het zicht verdwijnen. Evolutionair is dat voordelig om ons zo te gedragen. Stel dat een tijger zich achter een struik verschuilt. Als we ons zouden gedragen alsof de tijger, na verdwijning, niet meer zou bestaan, dan zouden we opgevreten worden.

6.2 Handelen vereist geloof in bestaan
De tweede behoefte is om een ding zo te behandelen alsof het zou bestaan. We kunnen dus een onderscheid maken tussen het daadwerkelijke bestaan van een eigenschap met de naam “bestaan” en ons gedrag dat deze eigenschap voor waar aanneemt. Het onderscheid is nodig omdat we een bepaalde neiging hebben om te geloven dat ons gedrag als een handschoen op de werkelijkheid past, en daardoor dingen te bedenken die in werkelijkheid niet bestaan. Ons gedrag past echter niet als een handschoen op de werkelijkheid.

Onze aandacht richt zich slechts op één ding tegelijk. Als we het ding in onze focus zo behandelen alsof het niet zou bestaan, dan zouden we geen handelingen met dat ding doen. Zet een lekkere biefstuk voor mijn neus en trek daarmee mijn aandacht. Als mijn reactie, of gedrag, zich op een zodanige manier zou manifesteren alsof de biefstuk niet zou bestaan, dan zou ik ook geen actie ondernemen om de biefstuk op te eten. De gerichtheid van onze handelingen kan slechts goed functioneren als deze gerichtheid een bestaan verwacht, of veronderstelt.

Denk nu even terug aan het experiment van Newberg. Het brein van de mediterende mysticus is in een staat van verhoogde alertheid. Het gebied dat verantwoordelijk is voor concentratie (AAA), voor focus, is hyperactief. Deze focus heeft volgens mij iets met het concept van werkelijkheid en bestaan te maken.

Waarom zou focus met werkelijkheid en bestaan te maken hebben? Elke filosoof weet dat de waarneming van de werkelijkheid na een glas wijn verandert. Wijn en andere geestverruimende middelen doen onze alertheid dalen. Dronkenschap of het dromen of alle andere mentale toestanden waarin onze alertheid kleiner is, lijken minder werkelijk dan de andere toestanden. Met andere woorden, hoe alerter we in een situatie zijn, hoe werkelijker de situatie ons lijkt en andersom. Over dromen en hallucinaties rapporteren we, nadat ze zijn gebeurd, dat we hen als minder werkelijk hebben ervaren dan de boom/kip werkelijkheid. De mysticus daarentegen rapporteert dat zijn mystieke ervaring werkelijker lijkt dan de boom/kip. Hij beweert zelfs dat de mystieke ervaring de echte werkelijkheid is, en de boom/kip werkelijkheid minder werkelijk is, of dat het zelfs een schijn is.

6.3 Potentiële gedragsvormen en latente kennis
Welnu, op het moment dat een ding onze aandacht krijgt, hebben we al een reeks gedragsvormen klaar staan om ze toe te passen. Denk bijvoorbeeld aan de pavloviaanse hond, die bij het zien van een lamp al gaat kwijlen. Hij eet nog niet maar heeft zijn eetgedrag voorbereid staan voor het moment dat het eten opgediend wordt.

We hebben ergens ook enige kennis over het ding paraat staan, over wat we met het ding kunnen doen, of wat het ding ons aan zou kunnen doen. Maar we zijn ons niet bewust van alle gedragsvormen die we paraat hebben, noch van de kennis over het ding. Tegelijkertijd weten we dat we gedrag paraat hebben en dat we nog meer dingen over het ding weten dan waarvan we ons op dat moment in ons geest bewust zijn. Deze manier van weten, deze kennis van het feit dat we meer kennis hebben (en gedragsvormen beschikbaar hebben), geeft ons een bepaald gevoel, een bepaalde intuïtie. Dus dit weten is zelf niet bewust, maar een soort gevoel. We weten dat we meer weten, maar wat we weten is dat het nog niet uitputtend is geformuleerd in onze gedachten. Bijvoorbeeld als ik op de grond een punaise zie liggen, ben ik me misschien slechts bewust van de dreiging voor mijn veiligheid. Tegelijkertijd weet ik dat ik meer dingen over een punaise weet.

Als ik nu over de punaise bewust na zou gaan denken, zou ik een heleboel kennis naar boven kunnen halen. Als ik bewust over de mogelijke interacties met de punaise zou denken, dan zou ik een lijst van deze interacties kunnen maken. Op een willekeurig moment heb ik al deze kennis niet voor ogen, maar ik weet, dat ik een intuïtie heb, een gevoel, een instinct, dat deze kennis ergens aanwezig is, en dat ik deze kennis bewust kan maken. Een van deze intuïties, gevoelens of instincten is dat ik het ding zo zal benaderen alsof het ding zou bestaan.

Het woord “bestaan” of het idee, of het concept van bestaan is ontstaan uit de behoefte om met dit gevoel, intuïtie uit te spreken, te communiceren, misschien het voor onszelf te verbaliseren, bewust te maken.

Het bestaan is een soort secundaire kwaliteit, zoals kleur of smaak, een eigenschap die ons brein aan een ding toevoegt, of eraan toekent. Het is de manier waarop ons brein het ding behandelt. Het is het gedrag ten opzichte van het ding.

Laat ik de analogie van een vleesmolen opnieuw gebruiken. De zintuiglijke prikkelingen gaan het brein in, als elektrische en chemische signalen. Deze worden door het brein in stukken gehakt en in een bepaalde vorm geperst. Het brein voegt bepaalde specerijen en aroma’s toe. Aan het einde hebben we een mooie worst die er aan de achterkant van de vleesmolen uitrolt. Deze worst is het ding zoals we het waarnemen. De specerijen en aroma’s zijn de secundaire kwaliteiten, zoals de kleur, die we toevoegen, maar ook tijd, ruimte en bestaan.

7 Conclusie
De common sense behandelt het bestaan als een kwaliteit van de dingen in onze omgeving. Noch empirisch onderzoek, noch het beredeneren, kunnen het bestaan als daadwerkelijke kwaliteit stellen. De mystici schrijven aan hun mystieke ervaring een hogere graad van werkelijkheid toe dan aan de baseline-werkelijkheid. De werkelijkheid is min of meer synoniem met ‘bestaan’. Het brein van de mystici is een hogere staat van alertheid, van concentratie, van focus. Dus focus is waarschijnlijk gerelateerd aan het gevoel van werkelijkheid en aan de intuïtie van het bestaan. Het concept bestaan is slechts het in woorden brengen van het gevoel dat we bepaalde vormen van gedrag beschikbaar hebben, gedrag dat klaar staat om in actie te komen. Dit gedrag zit zo in elkaar alsof het ding in onze focus een extra kwaliteit heeft: het bestaan. Omdat wij het ding zo behandelen alsof het zou bestaan, kennen we de kwaliteit van het bestaan aan het ding zelf toe. Het eerste dat we weten is nu dat we het bestaan als een specerij in de werkelijkheidspan roeren. Misschien moeten we stoppen met in het bestaan te geloven en te kijken wat er gebeurt.

Literatuur:
Newberg, A. B., and B. Y. Lee. 2005. THE NEUROSCIENTIFIC STUDY OF RELIGIOUS AND SPIRITUAL PHENOMENA: OR WHY GOD DOESN’T USE BIOSTATISTICS. Zygon – Journal of religion and science 40 (2):469, 21p.
Newberg, Andrew B., Eugene G. D’Aquili, and Vince Rause. 2001. Why God won’t go away: brain science and the biology of belief. 1st ed. New York: Ballantine Books.
Staal, Frits. 1975. Exploring mysticism. Harmondsworth: Penguin.


Geredigeerd door Pascale Esveld
Published inFilosofie

One Comment

  1. christinA IP213.84.211.137 christinA IP213.84.211.137

    Avatar van christinA IP213.84.211.137
    = Misschien moeten we stoppen met in het bestaan te geloven en te kijken wat er gebeurt. =

    Het bestaan zal wel zo zijn, wat gebeurt neem ik waar. Das genoeg toch?

Leave a Reply