Skip to content

Adieu Vrije Wil, we zullen je niet missen!

Daan Evers en Niels van Miltenburg halen in een column in de Volkskrant uit naar Dick Swaab en zijn stelling dat er geen vrije wil bestaat. Maar hun argument is een rits drogredenen.

Zij doen onderzoek naar vrije wil en toch zijn ze niet in staat de resultaten van hun onderzoek te vertellen, noch noemen zij geen enkel ander wetenschappelijk onderzoek, dat vrije wil aannemelijk zou maken. Omdat die onderzoeken niet bestaan.

En dat is ook het argument van Dick Swaab. Alle nieuwe wetenschappelijke onderzoeken onthullen dat wij op één of andere manier gedetermineerd zijn. Onze intuïties over de vrije wil worden voortdurend weerlegd. Daardoor maken onderzoeken het voortdurend steeds minder aannemelijk dat vrije wil zou bestaan. En het aantal bewijzen stapelt zich van hier tot de maan op. Er komen echter geen bewijzen voor de vrije wil bij. We weten nu zoveel dat het veilig is te generaliseren en aan te nemen dat vrije wil niet bestaat.

Dus het argument van de vrije-wil-sceptici is een inductief argument, zoals alle wetenschappelijke argumenten. Het is in de vorm van: Alle nieuwe feiten bewijzen dat vrije wil onaannemelijk is. We hebben geen enkel bewijs voor de vrije wil. Het is dus hoogstwaarschijnlijk dat vrije wil niet bestaat.

Maar Daan en Niels leggen een heel ander argument in de mond van Swaab, namelijk dat we het ultieme bewijs zouden hebben dat vrije wil niet bestaat. Dit is een stropopdrogreden.

We hebben echter geen ultiem bewijs nodig, omdat dit bewijs ook onmogelijk is. Precies zoals het onmogelijk is om te bewijzen dat eenhoorns niet bestaan. Toch zijn we redelijk zeker dat ze niet bestaan omdat we een inductieargument hebben: alle nieuwe kennis die we daarover vergaren, maken het bestaan van eenhoorns onaannemelijk.

Maar Daan en Niels suggereren dat het ontbreken van een ultiem bewijs voor het niet bestaan ervan, wel een bewijs zou zijn voor het bestaan ervan. En deze drogreden is een ad ignorantiam.

En zoals ik het in het begin vertelde, zij produceren geen bewijs voor de vrije wil, terwijl ze van hun opponenten verwachten dat ze het ontbreken van vrije wil bewijzen. Daarmee zijn ze met een andere drogreden bezig: het ontwijken van de bewijslast.

Want de bewijslast ligt bij mensen die beweren dat iets bestaat, niet bij de sceptici. De eenhoorngelovige dient te bewijzen dat eenhoorns bestaan, niet de scepticus dat ze niet bestaan. En totdat het bewijs geleverd wordt, is het veiliger om te veronderstellen dat eenhoorns niet bestaan. Hetzelfde geldt voor de vrije wil.

Filosofen produceren soms briljante argumenten dat iets aannemelijk is, die soms achteraf door de wetenschap worden bewezen. Er bestaat echter geen enkel briljant filosofisch argument voor het bestaan van de vrije wil. Alle filosofische argumenten tot nu toe zijn drogredenen.

“Het anders kunnen handelen” – zegt men – is een voorwaarde om een vrije wil te hebben. Dat is fout. De minimale voorwaarde waaraan vrije wil moet voldoen, is dat een significant deel van onze mentale processen door ons gecontroleerd wordt. Om van een vrije wil te kunnen spreken moet je anders kunnen denken.

Het probleem is dat we onze gedachten niet controleren, “[r]ather they happen to us, jumping into mind,[1] zegt de door Daan en Niels verfoeide Daniel Wegner. Onze gedachten vinden plaats (ontstaan) in ons hoofd. Hun ontstaan zou kunnen gebeuren volgens deterministische of volgens non-deterministische principes, à la kwantumtheorie. Hoe dan ook, het ontstaan van onze gedachten gebeurt buiten onze controle. Gedachten hebben daardoor, vanuit ons subjectief gezichtspunt bekeken, een soort spontaan karakter. Onze eerstvolgende beslissing zou een moord kunnen zijn.

Zeg maar dat er op een moment T0 in de tijd een gedachte in ons hoofd ontstaat. Maar we worden ons pas bewust van deze gedachte (of wil) op een later moment T1. Om van vrije wil überhaupt te kunnen spreken moeten we op een moment T-1, eerder dan T0, beslissen de gedachte van het moment T0 te hebben. Maar de beslissing van T-1 is ook een gedachte, een gedachte die we van tevoren op het moment T-2 zouden moeten beslissen te hebben.

Het is wel duidelijk dat deze situatie tot een oneindige regressie leidt. Want we moeten, voorafgaand aan onze allereerste bewuste gedachte, vroeg in de kindertijd, al een bewuste beslissing hebben genomen om een gedachte te hebben. Met andere woorden vrije wil is onmogelijk want we moeten nadenken voordat we überhaupt denken. Het is een logische onmogelijkheid.

Dus totdat het bewijs geleverd wordt, is geloof in de vrije wil slechts een hardnekkig dogma.


[1] “The happiest inconsistency between intention and action occurs when a great idea pops into mind. The “action” in this case is the occurrence of the idea, and our tendency to say “Eureka!” or “Aha!” is our usual acknowledgment that this particular insight was not something we were planning in advance. Although most of us are quite willing to take credit for our good ideas, it is still true that we do not experience them as voluntary. Rather, they happen to us, jumping into mind. The writer finds ideas hopping onto the page, the violinist finds musical ideas sneaking into the bow, the tennis player finds inspirations enlivening the racket. In each of these cases, the sense of willfulness of the action is curiously absent from an act that seemed eminently willed. Although one may have desperately desired to have an insight or a cool move, a fully developed thought of what it would be did not appear in mind in advance, and so there is little sense of authorship when it finally arrives.”, D.M. Wegner, The illusion of conscious will. Cambridge, Mass.: MIT Press, 2002, p.81-82.

“The experience of will comes from having our actions follow our wishes, not from being able to do things that do not follow from anything. And, of course, we do not cause our wishes. The things we want to do come into our heads. Again quoting Voltaire, ‘Now you receive all your ideas; therefore you receive your wish, you wish therefore necessarily. . . . The will, therefore, is not a faculty that one can call free. The free will is an expression absolutely devoid of sense, and what the scholastics have called will of indifference, that is to say willing without cause, is a chimera unworthy of being combated'”, ibid., p.323.


Geredigeerd door Pascale Esveld
Published inBeste BlogsFilosofieFree Will Wanting

2 Comments

  1. kitty kitty

    Hoe belangrijk is het om een sluitend bewijs te vinden of vrije wil wel of niet bestaat?
    Ik kan me er niet druk om maken.
    Wel is het zo dat mensen gevoelsmatig een vrije wil kunnen ervaren en dat lijkt me belangrijker dan
    een feitelijk bewijs van bestaan.
    Je kan ook mooie dingen kapot redeneren.

  2. peinzer peinzer

    Ik ben me gaan afvragen hoe het komt dat met Mihai geen discussie mogelijk is.
    Al peinzend vroeg ik me af of mogelijkerwijs het communisme dezelfde gevolgen heeft als het katholiscisme, je komt er nooit meer vanaf, zeggen ex katholieken.
    Discussie en vrijheid van meningsuiting bestond niet onder het communisme.
    Overigens is de discussie over vrije wil onzin.
    Wij kunnen wel doen wat we willen maar niet willen wat we willen.
    Als jongetje wist ik dat al, als mijn vader me iets wilde laten doen waar ik geen zin in had.
    Hij riep dan ‘waar een wil is is een weg’.
    Ik vroeg dan of onze kruidenier die wil verkocht.

Leave a Reply